niets wijst op de aanval maar je zoekt
het vlindermes in mijn jaszakken
en houdt me de boeien voor.
wat of wie stak je wonde aan?
de roestige spijkers waarop je niet trapte,
de besmette naald waaraan je je niet prikte,
de tanden die ik slechts toon
aan de schoothond van de buurvrouw?
je vraagt mijn alibi en noemt een motief.
niets wijst op vuur,
geen blaren op je huid,
het alarm van de rookmelder zwijgt
maar je ontrolt de tuinslang
en richt hem op mij, de rivaal, de verpleger
die je opwacht met gaas en zalf.