Thijs zat op de trap in een verlaten gang van de school. Zijn hand lag denkend tegen zijn gezicht. Overal waren posters afgescheurd. Op één kon je nog zien dat het over het schoolkoor ging. Hoger op de donkergroene muur waren schilderijen van leerlingen gehangen. Er was er één met een zwaan. Of het leek er alleszins op. Thijs vond dat het wel iets had. Eigenlijk was hij nog nooit eerder naar school geweest. Behalve op de trainingsacademie. Maar dat was meer met wapens vechten dat zittend op een stoel naar volwassenen luisteren. Hij vond het laatste meer een kwelling. Thijs keek even rond in de hal of er niemand te zien was. Als hij merkte dat niemand kwam haalde hij een dolk tevoorschijn. In het handvat kon je een welp van een tijger herkennen. Samen met zijn moeder. Hij draaide het mes zo dat hij de spiegeling van zijn gezicht in de dolk zag. De jeugdpuistjes stonden overal. Hij wilde soms krabben maar besefte dat het erger zou worden. Hoe moest hij dit nu aanpakken? Hij wist bijna zeker dat het ene meisje bij hem in de klas zat. Diezelfde ochtend had een roodharig meisje over haar verteld. In geuren en kleuren. Ze heette Tine of zoiets. De schoolbel klonk luid door de gangen. Thijs zijn hart bonsde in zijn keel. Paniekerig keek hij rond. Is het al zo laat? Hij wilde zijn dolk wegsteken maar in de spiegeling herkende hij het meisje. Zijn hart ging nog sneller. Zou ze zijn dolk gezien hebben? Er zat maar één ding op. Ontvoering.
De zon scheen fel in Lieze haar gezicht. Was het dan allemaal een droom? Ze probeerde zich weer te herinneren wat er gebeurd was. Nee, het was echt. De halsketting rond haar nek was het bewijs. Ze slaakte een zucht. Ze voelde met haar handen aan het gras dat onder haar lag. Het gaf een prettig gevoel. Het deed haar denken aan vroeger. Toen ze samen met haar vader door de tuinen holden in het park. Samen vogels spotten, genieten van het zonnetje. Ze moest zeker in slaap gevallen zijn in de tuin van het kot. Na haar gelukte ontsnappingspoging. Ze waren nu waarschijnlijk volop op zoek naar haar. Hier konden ze haar nooit vinden. De tuin was omringd door drie bakstenen muren. Op één hing een vogelhuisje. Die had ze samen nog eens beschilderd met Tina. Tina! Ze moest haar vertellen wat er gebeurd was. Maar ze twijfelde. Wat als ze haar niet wilde geloven? Oké ze deelden alles met elkaar maar dit? Lieze stond recht en liep naar binnen. Ze nam haar gsm bibberend in haar handen. Ze zal waarschijnlijk nu middag hebben. Ze tikte haar telefoonnummer in en in haar oor hoorde ze de gsm afgaan. Ze hoorde de vertrouwde stem van Tina aan de andere kant van de lijn. 'Tina, ik moet je wat vertellen' zei ze met een bibberende stem.
'Laten we naar de bibliotheek gaan?' stelde Tina voor.
'Ik weet niet.' antwoordde Lieze.
'Je kan moeilijk negeren wat er gebeurd is hé.'
Tina had gelijk. Het zou sowieso niet bij die ene keer blijven. Ze waren naar haar op zoek en ze kon haar niet eeuwig verstoppen. 'Lieze? Ben je er nog?.' hoorde ze Tina zeggen. Maar haar keel leek dichtgeknoopt. Het maakte haar bang. Deze morgen was ze nog ontvoerd en nu waren ze terug naar haar opzoek. Misschien wilden ze haar vermoorden. 'Oké Tina, ik ga mee!' Lieze liep naar de hal en nam haar zwarte jas, sloot de deur en nam haar fiets. Ze spurtte naar de bibliotheek aan het einde van de straat. De zon stond laag en Lieze zag bijna geen steek van het verkeer. Tina stond al in de verte op haar te wachten. Haar oranje bos krullen waaide lichtjes mee in de wind. 'Tina!' riep Lieze. Ze sprong van haar fiets en omarmde haar stevig. 'Je moest eens weten hoe bang ik daar ben geweest. Ik heb je gemist.' zei Lieze opgelucht. Haar tranen branden achter haar ogen. De hele ochtend wilde ze huilen, schreeuwen... Maar ze wist dat het snel voorbij zou zijn. Nu durfde ze zeker nooit meer onder Thijs zijn ogen te komen. Dat Tina bij hem geslijmd had was nog het minst ergste. 'Als we informatie en bewijzen kunnen vinden en hen aangeven aan de politie is alles voorbij.' probeerde Tina haar te troosten. Ze wreef met haar hand tegen Lieze haar rug. 'Misschien kunnen we beter naar binnen gaan.' stelde Tina voor. Samen wandelden ze het grote gebouw binnen. De muren waren binnenin betegeld met lichte tegeltjes. Op sommigen stond een kleine tekening. Boven hun hing een grote kroonluchter met duizenden kleine diamanten die door het licht van buiten erg glinsterden. Een vreemde inrichting voor een bibliotheek dacht Lieze. Ze wandelden samen door de gangen van boekenkasten. Het rook naar inkt, papier en stof. 'Hier is iets!' zei Tina. Er hing een bordje op de boekenkast waarop in witte letters katachtigen geschreven stond. Lieze liet haar vingers langs de boeken glijden. Maar geen enkele titel beantwoordde aan haar eisen. Ze begon zelfs te niezen van al het stof dat vrij kwam van de boekenplanken. Waarschijnlijk werd hier nooit gekuist. 'Wacht, ik zal eens naar de bibliothecaresse gaan. Misschien heeft zij wel belangrijke informatie.' zei Tina vrolijk. Terwijl ze weg huppelde zocht Lieze verder. Haar ogen vielen op een blauw boek met witte letters. In het groot stond op de voorkant Tijgers en toverkracht geschreven. Ze opende het boek en een stofwolk kwam tevoorschijn. Lieze begon nog erger te hoesten als hiervoor. Er werden hier en daar wel eens tijgers gespot die later in mensen veranderden. Maar nooit kon iemand een bewijs geven van deze vreemde wezens. Lieze wist genoeg. Ze bladerde nog even verder tot ze voetstappen hoorde. In paniek stak ze het boek onder haar truitje. Tina mocht absoluut niet weten dat ze meer wilde weten over Felidi. Want dan zou ze ongerust zijn en haar tegenhouden. Maar iets zei haar dat ze gewoon moest verder doen wat er ook gebeurde. 'Lieze, ik heb goed nieuws!' riep Tina. In haar handen lag een groot rood boek. Gouden, sierlijke letters versierden de voorkant. Alleen was niet duidelijk wat er stond. De letters leken uitgeveegd en precies onzichtbaar. Op de achterkant zaten acht gaten. 'We mogen het boek houden!' voegde Tina eraan toe. 'Maar wat staat erin?' vroeg Lieze. Tina prulde aan het slot maar het gaf niet prijs. Teleurgesteld keken ze allebei naar het boek. Lieze wist bijna honderd procent zeker dat het met Felidi te maken had. Maar dat het boek niet openging was toch irritant.
'Ik heb een idee!' zei lieze. 'Een slotenmaker!'
'Ja, maar waar weet je één zijn?'
'Buiten de stad. Maar twintig minuutjes met de fiets.'
'Dat is wel ver.'
'Komaan Tina, we gaan toch niet terugkrabbelen?'
'Je hebt gelijk!'
Ze wandelden samen buiten. Het deed goed om even weer frisse lucht in te ademen dan die vuile stof. Lieze liep richting haar fiets en wilde de sleutel in het slot steken. Maar in haar ooghoeken zag ze iemand. Wel iemand zeer bekend. 'Tina! Bukken!' gilde Lieze. Tina klom achter een geparkeerde auto naast Lieze. Ze keken samen door de ruiten van de auto. Thijs liep zoekend over het pad van het park.
'Wat is er Lieze?' Vroeg Tina verward.
'Degene die mij ontvoerd heeft loopt daar.'
'Wat wil je nu doen? Je kunt je niet eeuwig verstoppen.'
'Nee, ik wil bewijzen hebben om naar de politie te gaan en dan kan ik stoppen met verstoppen.'
'Maar hoe weet je zeker dat hij hier alleen is?'
Daar had Lieze inderdaad nog niet over nagedacht. Vluchtig keek ze rond maar ze herkende niemand. Iedereen kon een spion zijn. Zelfs een oude vrouw met een boodschappentas. Ze kreeg het benauwd. Wat als hij haar weer te pakken kreeg. Misschien deed hij dan wel vreemde experimenten met haar. Voor haar ogen zag ze hoe ze vastgeketend zat terwijl ze de dokter zag rommelen met wat buisjes. Met haar hand probeerde ze haar gedachten weg te vegen. Ze mocht zeker niet negatief denken.
'Tina, je moet hem afleiden!'
'Hoe wil je dat ik dat doe?'
'Praat met hem over het weer ofzo.'
Ze zag Tina twijfelen. Haar hand hing denkend naast haar gezicht. Zonder een woord te zeggen stond ze op en liep op Thijs af. Lieze slaakte een zucht. In de verte zag ze hoe Thijs haar probeerde te ontwijken. Maar Tina gaf niet prijs. Nu was haar kans. Lieze sprong recht en rende de straat over. Maar één ding was ze vergeten. Auto's reden op straten. Twee grote koplampen kwamen op haar af. Een gil deed iedereen op straat verstijven. Ze voelde hoe het koude ijzer van de auto haar raakte. Ze voelde hoe ze lichtjes zweefden en hoe heel de straat rond haar draaide. Haar ketting raakte de grond en barste. Dit kon zeker niet goed zijn. Overal voelde ze steken en pijn. Ze voelde hoe er overal weer haar verscheen op haar lichaam. Ze transformeerde zomaar op straat! In haar ooghoeken zag ze Thijs op haar afrennen. Ze wilde rechtklimmen maar ze had bijna geen gevoel in haar been. Waarschijnlijk lag hij er ergens afgescheurd op straat. Zwarte bolletjes vertroebelde haar gezicht. Ze wilde er tegen vechten. Maar het lukte niet. De bolletjes wonnen...