Rustig blijven, rustig blijven. Dacht Thijs in zichzelf. Het is toch niet zo moeilijk? Even snel een meisje ontvoeren. Wat klets ik nou! Oké, nu is het moment. Thijs sprong op en hield zijn hand voor het meisje. “Wees stil en volg mij!” probeerde Thijs nog te zeggen. Alleen had het meisje wat sterke tanden. Ze probeerde te vluchten. Zijn hart sloeg een slag over. Mijn zweep! Hij nam zijn zweep en probeerde zo goed mogelijk te richten. Hij hield meer van dolken. Daar kon hij beter mee richten. Met zijn zweep was hij altijd slecht geweest. Het lange touw wikkelde zich rond het meisje haar voeten. Een blauw licht verlichte heel de gang. Dit kon nooit goed zijn. De transformatie was al bijna begonnen! Er was iets vreemd aan het meisje. Ze was op de één of andere manier speciaal. Meestal kreeg je de transformatie na de aanraking van de diamant. Maar nu was die al bezig. Hij zag dat ze bewusteloos was gevallen. Nog even en ze kreeg haar tijgervorm. Hij moest snel zijn en de dokter raadplegen. Tijd om terug naar de basis te gaan.
Lieze probeerde haar ogen te beschermen tegen het licht. Ze wreef in haar ogen en probeerde recht te kruipen. Haar gevoel in haar handen en benen kwam terug. Behalve in haar linkervoet. Ze probeerde hem te bewegen maar ze voelde alleen pijn. Rond haar stonden overal lege ziekenbedden. De lakens lagen perfect geplooid en leken nooit aangeraakt. Naast haar stond een nachtkastje. Roze bloemen fleurde de boel wat op maar veel hielp het niet. Een glas water stond klaar voor als ze dorst zou hebben. Maar het enige waar ze aan dacht was ontsnappen. Ze zocht naar open ramen maar voor elk raam stonden tralies. Met een zucht liet ze zich terug op haar kussen vallen. Ze voelde zich machteloos. Een tweede ontsnappingspoging ging nooit lukken. En bovendien was haar voet waarschijnlijk gebroken. Ze voelde een traan over haar wang lopen. Ze miste Tina, Thomas en zelfs Hannes. Als er maar iemand was die ze kende. Die haar kon komen redden. Tot haar verbazing werd haar oproep beantwoord. Op de gang hoorde ze voetstappen. Ze begon te panikeren. Wat als ze haar echt wilden gaan vermoorden of experimenten op haar gingen uitvoeren? Ze mocht er niet aan denken. Ze sloot haar ogen en deed alsof ze sliep. Het enige wat ze nog hoorde was een piepende deur die open ging.
'Wees stil, ze slaapt nog.' hoorde ze een oude mannenstem zeggen.
'Wacht eens even? Je had nooit gezegd dat het Lieze was?' hoorde ze een bekende stem zeggen.
'Ja, Lieze Ceulemans. Leerling van de Sint-Jonathan school en dochter van Erik Ceulemans en Sarah Van Den Dries.'
Ze herkende de namen van haar ouders. Wat wilde zo graag dat haar moeder of haar vader bij haar was. Haar moeder was zes jaar geleden overleden bij een auto-ongeluk. Ze wachtte aan de spoorweg maar de trein kwam maar niet. Ze moest dringend naar een vergadering en haar geduld raakte op. Ze stak over net wanneer de trein kwam. Lieze herinnerde nog hoe ze bij het lege, uitgegraven gat in de aarde stond. De witte doodskist glanzend in de zon. Ze zag hoe de kist in de kuil werd gedragen en zijn glans verloor. Elke maand ging ze wel eens een kijkje nemen. Samen met haar vader. Nu ging dat niet meer. Haar vader moest vaak op zakenreis. Daarom dat ze met wat vrienden ging alleen wonen. Zo kon haar vader gerust zijn en was ze niet altijd alleen.
'Ik denk dat ze wakker word.' zei de jonge stem.
'Ze zal wel honger hebben na wat er allemaal gebeurd was.' antwoordde de oude stem.
'Ik maak later wel een broodje.'
'Thijs had haar nooit mogen ontvoeren. Zeker niet tijdens haar onverwachte transformatie. Gelukkig dat we haar ketting hadden meegegeven. Spijtig dat hij brak midden op de weg. Heb je iedereen zijn geheugen al gewist?'
'Ja, behalve van Tina. Het roodharige meisje. Die is spoorloos verdwenen. Als we haar niet op tijd te pakken krijgen komen we in de problemen.'
Lieze hoorde hoe de oude man de zaal uit liep. In welke situatie was ze toch beland? Niets had daar toch aanleiding toegegeven? Ze probeerde haar ogen lichtjes open te doen. Voor haar stond een jongen met bruine haren. Zijn groene ogen herkende ze meteen. 'Thomas? Wat doe jij hier?' mompelde ze. Thomas zijn mondhoeken gingen omhoog.
'Waarom ben ik hier?'
'Een auto had je aangereden. Maar je bent veilig nu. Welkom in Felidi.'
Felidi. Het weergalmde door haar hoofd. Het woord bleef zich duizend keer herhalen. Felidi. Ze herinnerde het zich nog goed. Thijs die het vreemde woord fluisterde in de dokter zijn oor. De diamant die glinsterde in het licht. Maar het kon haar niets schelen. Thomas had haar verraden. Hij had haar opgesloten hier. Hij deed niet eens de moeite om haar te helpen. Hij hield al zijn hele leven een geheim vast. Hij wist dat het ooit aan Lieze was maar dat vertelde hij haar niet. Hij wist alles van Felidi maar niemand wist het. Ze voelde zich verontwaardigd. Ze voelde de pijn in haar hart. Ze voelde hoe ze vervreemd was van hem in enkele seconden. Ze voelde hoe een gebroken hart voelde. Het was kapotgeslagen met een hamer in duizenden kleine stukjes.
'Waarom ben je gevlucht?' vroeg hij koeltjes precies of het dagelijks gebeurde. 'Omdat jullie me steeds ontvoeren.' antwoordde Lieze bot.
'Lieze, luister goed naar mij. Je hebt een gave. Een cadeau. Je bent een halftijger. Net zoals ik. Je bent uniek. Je medeagent heeft je nodig. Wie het moge zijn, maar de wereld heeft je nodig.' Zijn woorden botsten hard tegen de hare.
'Geef Felidi een kans. Bovendien moet je voorlopig verplicht hier blijven. Want de ketting rond je nek is gebroken. Dus kan je ieder moment transformeren.'
Haar mond viel open. De manier waarop hij deed alsof het niets was deed haar pijn. De manier waarop hij alles goed leek te praten verbaasde haar. 'Ik heb krukken meegebracht.' zei hij en haalde een paar krukken achter zijn rug tevoorschijn. Lieze kroop uit haar bed en nam de krukken vast. 'Zal ik je rondleiden?' stelde hij voor. Maar Lieze weigerde iets te zeggen. Ze wist dat ze niets anders kon dan volgen. Op haar krukken huppelde ze Thomas achterna. De kamer mondde uit op een lange gang met veel deuren. Thomas sloeg naar links af. Lieze volgde alsof ze vastgeketend zat met handboeien. Misschien als ze vriendelijk deed kon ze ontsnappen. Als ze haar vertrouwden tenminste. Thomas opende een grote deur die was beschilderd met tijgers en draken. Ze leken te vechten met elkaar. In het midden stond een meisje. Met wapperende haren. Boven haar stond een glimmende sleutel geschilderd. Daarboven stond een vrouw met een beschilderd gezicht. Op haar gezicht was een tijger geschminkt. Ze droeg een witte dunne mantel. Lieze wandelde door de deur en tot haar verbazing liepen overal tijgers. Op hun ruggen zaten hier en daar mensen met zwarte kledij. Ze leken net op spionnen. Het deed haar denken aan Thijs. Grote schermen hingen in de lucht en riepen namen af. Overal stonden tafels en stoelen. Het leek net op een café.
'Welkom in het hart van Felidi.' zet Thomas trots.
'Vertel me nu wat het is?' vroeg Lieze nieuwsgierig.
'Het is een agentschap van agenten en halftijgers. Elke persoon heeft een partner. Samen vechten we tegen de vijand. Daar kan ik je voorlopig niets over vertellen. Iedereen heeft hier zijn eigen kamer. Jij ook. Je zal nu een opleiding volgen. Later krijg je waarschijnlijk missies. Maar nu is het daar te vroeg voor.'
'Waarom mag ik niet alles weten?'
'Omdat we je nog niet vertrouwen.'
Lieze voelde zich teleurgesteld. Wacht eens even? Haar rode en blauwe boek. Ze wreef met haar hand over haar buik. Ze voelde de harde kaft van de boeken. 'Is er iets?' Vroeg Thomas. 'Nee, ik voelde een steek in mijn zij.' antwoordde ze. Iets zei haar dat dit nog niet zo snel voorbij ging zijn.