'Hallo? Is hier iemand? Hallo?' vroeg Lieze. Maar er kwam geen antwoord. Alleen haar eigen echo beantwoorde haar vraag. Alles was spierwit. De muren leken oneindig door te lopen. Ze liep door de mist en probeerde ze aan te raken. Maar haar vingers verdwenen in een soort van blubber. 'Hallo Lieze.' hoorde ze een vrouw zeggen. Lieze schrok. Ze draaide haar om maar er was niemand te zien. Ze zag hoe de mist een hoopje vormde en hoe een vrouw verscheen. Een vrouw met een tijgergezicht. Snorharen liepen uit haar wangen. Ze droeg een kroon met zwarte en oranje diamanten. Haar bruine haren wapperden in de wind net zoals haar mantel (alhoewel er vreemd genoeg geen wind was). De vrouw deed haar denken aan het schilderij op de deur in Felidi. 'Ik ben tigre', zei ze. Lieze haar ogen gingen wijd open. Zij was degene die in het boek beschreven was. De uitverkorene. Maar dat kon toch helemaal niet? '
Dag Tigre, waarom bent u hier?' vroeg ze verward.
'Omdat je de uitverkorene bent.'
'Dat ben ik helemaal niet'
'Vertrouw me Lieze, vertrouw Felidi. Maar niemand anders. Zelfs Tina niet. Je moet op passen. Wanneer iemand te weten komt dat je de uitverkorene bent kan het fout aflopen. Roep me op wanneer je me nodig hebt.'
'Maar de sleutel...'
Lieze was teleurgesteld dat ze niets kon vragen. De vrouw was net zoals de mist verdwenen.
Haar lichaam plakte tegen haar laken. Ze draaide zich om, om te kijken hoe laat het was. Vijf uur. Nu herinnerde ze zich weer wat er gebeurd was. Ze was de uitverkorene. Maar toch geloofde ze het niet. Er was maar één manier om dat te bewijzen. Het rode boek. Ze liep zo stil mogelijk naar de la. Het rode boek verlichtte heel de kamer. In paniek stak ze het boek onder haar pyjama. Thomas sliep in de kamer naast haar. Het laatste wat ze wilde was dat hij zich kwam moeien. Lieze haalde de ketting van haar nachttafeltje en probeerde het in één van de gaatjes te stoppen. Maar het paste niet. Toch was het gaatje groot genoeg. Maar iets hield het tegen. Ze dacht terug aan wanneer ze de ketting kreeg. Ze zag Thijs weer voor haar ogen met de diamant in zijn hand. De beelden flitsten voorbij. Alleen die van de auto bleef in haar gedachten hangen. Net alsof hij de uitweg via haar oor niet vond. Ze zag hoe ze de straat wilde oversteken en hoe ze viel. Recht op de diamant. Nu wist ze het. De echte diamant was gebroken. Midden op de weg! Ze rende naar haar kleerkast en kleedde zich om. Het maakte niet uit of Thomas haar hoorde. Ze rende de trappen in volle snelheid en sloeg de voordeur dicht. Ze was haar krukken vergeten maar dat maakte haar niet uit. Ze waggelde de straat op en rende naar de bibliotheek. De wind sneed in haar gezicht. De regen spatte tegen de grond. Plassen begonnen zich te vormen. Lieze moest op passen dat haar voet niet nat werd. Ze bereikte de plek waar de auto haar omver had gereden. Stiekem hoopte ze eigenlijk dat ze niets vond. Dat dit allemaal maar een droom was. Dat ze nu ieder moment wakker kon worden. Met het licht van haar gsm probeerde ze de grond te verlichten maar het hielp geen steek. Haar hand voelde de koude en harde grond. Wat wilde ze nu graag handschoenen hebben. Ze bleef zoeken maar vond niets. Vol teleurstelling kroop ze terug recht. Ze wilde net terug naar huis wandelen maar merkte een klein lichtje dat begon te branden. Snel draaide ze zich om. Zonder te kijken rende ze terug naar het lichtje. Tot haar verbazing zag ze weer de kleuren van een tijger. Zelfs in het kleine stukje. Vlug stak ze het het in haar zak en vertrok weer.
Ze plofte zich op haar bed. Buiten begon de zon terug om te komen. Ze nam het kleine stukje uit haar zak. Het bleef sterk glinsteren. Alsof het wist wat er zou gebeuren. Ze plaatste het in één van de gaatjes. Ze zag hoe het boek het stukje opslokte en er een tekening verscheen. Het leek op een oor van een dier. Maar ze kon niet zeggen dewelke. Ze draaide het boek om en twee letters waren verschenen. De f en de e. Tina moest dit weten. Ze nam haar gsm in haar handen. Ze zocht tussen haar contacten. 'Hallo?' hoorde ze haar mompelen. 'Tina, ik ben de uitverkorene!' schreeuwde ze iets te luid door de telefoon. Ze hoorde de deur achter haar opengaan. Zo snel als ze kon legde ze haar boek onder haar laken en drukte Tina weg. 'Thomas, wat doe jij hier?' vroeg ze.
'Ik hoorde je uitverkorene roepen. Is het waar wat je zegt?'
'Ik heb helemaal niets gezegd. Wat is een uitverkorene?'
'Deed je wel, je bent de uitverkorene.'
'Thomas...'
Lieze wilde in tranen uitbarsten. Ze voelde hoe de dammen in haar ogen wilden breken. Maar ze kon het niet. Niet nu. Ze moest sterk zijn.
'Thomas, ik meen het. Ik heb hier niets mee te maken. Ik weet zelfs niet waarover je het hebt.'
'Ik heb al teveel gezegd.'
Lieze keek naar haar voeten. Ze voelde zich beschaamd dat ze zo loog. Maar wat moest ze doen? Hem alles vertellen?
'Het spijt me Thomas, ik had net een film gekeken omdat ik niet kon slapen.'
'Daarom al dat lawaai om vijf uur 's nachts.'
Lieze knikte en slaakte een zucht. Ze had Thomas kunnen overtuigen maar voor hoe lang? Ze zag hoe hij teleurgesteld de deur uit wandelde. Misschien moest ze morgen eens naar Felidi gaan. Gisteren had ze geprobeerd Thijs te bereiken maar die nam niet op. Als ze hem morgen zag moest ze maar eens zeggen wat ze dacht. Ze werd eerst ontvoerd zonder reden en ze kreeg niet eens de volledige uitleg waarom ze daar was. Het knelde. De wantrouw van Thomas deed haar pijn. Ze had altijd gevoelens voor hem gehad maar die werden nooit beantwoord. Maar liever geen antwoord dan een fout. Ze plofte zichzelf terug op bed. Ze kon nog een uur slapen als ze wilde. Maar ze vond de slaap niet. De beelden van Thomas liepen heen en weer en dansten op haar oogleden. Morgen ging ze na school naar Felidi. Ze moest het weten. Alles.