Fragment

16 mrt. 2014 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

Op een nacht kreeg Bianca het sublieme idee om de liefde op het balkon te bedrijven. Spiernaakt openden ze de deur naar buiten, waar een fris briesje de drukkende warmte maar amper had kunnen wegjagen. De fles cava ging mee, en voor de zekerheid namen ze nog één extra naar buiten. Ben legde zich op zijn rug en Bianca kwam dwars op hem zitten, zodat enkel haar hoofd en schouders boven de omheining uitstaken. De harde, korrelige stenen vloer schaafde zijn benen, zijn achterste, zijn schouders, zijn rug, maar lichtjes, heel lichtjes maar. En terwijl ze doorgingen, eindeloos, verzamelden zich voor het eerst in twaalf dagen dreigende wolken boven hen, alsof ze uit het niets kwamen, zonder waarschuwing, als onderdeel van een snood plan om de zomer voor eeuwig en altijd te verdrijven, uit dit land te bannen. De eerste druppels voelden ze niet eens, maar daarna kwam de regen eruit in bakken, emmers, waterreservoirs, meren, oceanen. Maar Bianca en Ben lieten zich niet afschrikken. Ze zouden deze storm trotseren en uiteindelijk ook verslaan. Ben kuste haar borsten en trok haar zachtjes dichterbij, met de meest passionele kus als gevolg, terwijl een plotselinge bliksemschicht het balkon en de rest van het decor van het hartstochtelijke strijdtoneel in lichterlaaie zette.

“Dit moment wil ik vasthouden”, fluisterde ze in zijn oor. “Dit is zo intiem. Dit is werkelijk fantastisch”, hijgde ze, naar adem happend, terwijl regen haar naakte rug martelde, als ware het hagel, en haar kletsnatte haar zich in dikke slierten aan Bens gezicht vastzoog. Zou de metafoor van Alien hier gebruiken, misplaatst zijn? De wind heerste over de bovenwereld en haar grillige daken en werd een gevaar voor alles wat loshing. Enkele bladeren waren al te midden van het liefdesnest gevallen maar nu ook vielen verdwaalde takken op het balkon. Een hangende tak aan de kastanjeboom van de buren sloeg de omheining met volle kracht, als wou hij haar lijfelijk straffen voor het ontnemen van het zicht op zoveel moois, steeds sneller, een helse afranseling, meedogenloos, ongenadig, vol temperament en onbegrijpelijke woede, flora als een furie, weer een slag, en weer een slag, een drumsolo van de natuurelementen, een salvo vol venijn, als een swingende sater, een zwiepende tak in de hulpeloze holle omheining, steeds sneller, heviger, intenser, tot de bladeren afzagen van hun vermoeiende dans, en de tak weer naar de kant van de tuin helde, krom en zielig, druipend van het nat, vermoeid van het voortdurende gevecht met de hemelsluizen.

Weer binnen doken ze drijfnat onder de lakens, hun afgematte adem synchroon, als ware het één respirerend wezen.

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

16 mrt. 2014 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket