Het is weer zover.
Ieder jaar weer hetzelfde: papa en mama moeten zonodig op vakantie.
Maar deze keer trap ik er niet in. Als ik me verstop dan gaat die hele vakantie lekker niet door.
Ze gaan maar zonder mij. Dan blijf ik gewoon veilig thuis. In de kast op zolder, als ik me daar verstop dan vinden ze me nooit.
Papa en mama zoeken het hele huis door.
‘Basje waar ben je nou, we gaan weg!’
Muisstil blijf ik in mijn schuilplaats zitten. Al krijg ik het er wel een klein beetje benauwd. ‘Hé hallo, kiekeboo, gevonden! Kom eens gauw uit die kast jij boef. In de auto jij!’
Bah, nu moet ik toch mee. Gelukkig kan ik nu wel uit die donkere enge kast komen. Eigenlijk heb ik geen keus. Natuurlijk moet ik wel mee. Tenslotte kan ik niet alleen thuis blijven. Dat vind ik nog veel enger.
De hele reis maak ik me zo klein mogelijk onder een dekentje achter in de auto.
Het dekentje helpt wel, anders had ik niet verder dan de voordeur durven gaan.
Toch blijft er nog genoeg over om bang voor te zijn.
Waar zullen we terecht komen? Zijn er veel spinnen? Of misschien wel een hond?
Ook dat nog: ik moet een plasje.
Een vreemde WC op een vreemde plek, echt niet! Dan maar geen plasje doen.
Het wordt al donker als we eindelijk aankomen op de vakantiebestemming.
Voorzichtig kijk ik door een kiertje van mijn dekentje.
Lieve help, een spookhuis!
Vlug trek ik het dekentje nog strakker over me heen.
We komen steeds dichter bij een dreigend spookhotel. Donkere, hoge muren, helemaal begroeid met planten met duistere ramen ertussen.
Bovenop het hotel staan echte torens als bij een echt spookhuis.
Bij de ingang staan twee enge leeuwen. Ze zijn niet echt, maar ik doe het bijna in mijn broek van angst en natuurlijk ook omdat ik nu wel heel nodig moet plassen.
De lampen bij de poort lijken af en toe wel heel griezelig te knipperen.
Donkere wolken trekken over het hotel heen als een meneer met een heel onvriendelijk gezicht in een groen pak met gouden strepen naar de auto toe komt lopen.
O nee een monster!
Maar de meneer brengt alleen de koffers uit de auto naar het hotel.
Gaan we hier slapen? In dit spookhuis? Dat kunnen papa en mama toch niet goed vinden?Maar zij wandelen gewoon vrolijk babbelend het hotel binnen.
Nu kan ik het echt niet meer ophouden. Ik moet de auto uit op zoek naar een wc.
Als ik mijn plasje heb gedaan ben ik wel opgelucht, dat wel. Maar dan in een hoekje achter de wc lijkt het wel of ik een klein paars lichtje zie bewegen.
Zo snel als ik kan, ren ik, met mijn broek nog op mijn knieën de wc uit:
Mamaaaa…