Gatver. Hij had beter de stiel van zijn vader geleerd. In plaats van rond te tjolen, meelopers te ronselen.
En gatver. Altijd weer dat luid lawaai uit zoveel torens. Al het lood zakt in de schoenen als dat brons weergalmt.
Zelfs op zondag. Erge dagen en ik ben het bijna zeker. Op zijn hondjes. Zo is hij verwekt.
Meneer de Missionaris met Uw Edel Boek. Ik ben op zoek naar Waarheid. Heb mijn aflaat al geschonken aan een eenzaat zonder ziel.
Gatver. Glorie aan de Duivel. Timmerman, mijn vriend wat hebt gij afgezien in die historie. Eeuwenlang een marionet in kerststallen. Eigen zoon het manke pad nooit afgekregen.
Dat Grote Gelijk. Onbescheiden Prietpraat. Lelijk is de overmaat. Overal die hoofden weer doorboord met steeds datzelfde beeld.
Eelt groeit op de geest wanneer men zelf niet deftig schraapt. Apentaal klinkt mij nog beter in de oren.
Gatver en ja. Zo is het goed. Gewoon omdat ik het u zeg. Ik heb mezelf verlost van alle dogma's, at een hot dog met een meid die beestig naaien kon.
Want mijn honger naar het echte bloedde danig en mijn vel lag open. Lekker. Branden wou de bodem. Horny kwam ze mij toen redden.
Hemelloos. Ik voelde mij zo fijn verloren en we lagen naast de ratten. Bij riolen. Zo verrukkelijk en pittig. Rijpend de grond.
uit de nieuwe reeks 'Duivelsverzen'