we worden ouder
ons bloed hunkert de injectienaald van de jeugd
ik staar nog iedere nacht in je ogen
maar onze kinderlijke roes
doorprikt niet langer als een overzoete tong
mijn vragende leegte
de drang wordt niet minder sterk
de pijn stolt als medicatie
in mijn bloed
korsten omstrengelen de wonde
de knuffel
van de dood
doorprik de etter
moeders zalf geneest
schrijversdrift stolt in mijn bewustzijn
men schrijft poësofie en dus geen van beiden
ik ben het belletje in de waterpas
schreeuwend
om luchttoevoer
leg ik de lat te hoog
als een kikkererwt onder hongerige vorken
word ik
opgejaagd
tot uiteindelijk ook deze beelden
onontwarbare strikken in mijn gedachten
tot de fronzen
aan mijn hoofd
natuurlijk schrijverstalent
dateert van vroeger
toen men nog
met vingers in het zand bewoog
dichters zoals ik kerven in hun blad
hoewel een druppel inkt kan volstaan
om de nerven zelf te laten spreken
als het ware
uiteindelijk blijft het
papier
ik heb mijn gedachten
in een fles van de melkboer
in de diepvries geplaatst
en als het opnieuw teveel wordt
zullen zij in leven ontbarsten
niet de scherven brengen geluk
maar de bevrijding van het breken