In de nevel van de oorlog heerst blinde verwarring.
Voor de zon opkomt, als ze ooit nog opkomt, schrijdt en kruipt een parade verminkten, kreupelen en krankzinnigen naar een ziekbed.
Zo gruwelijk kan waanzin zijn.
Ik volg de sporen van de gekwetste soldaten die zich hulpeloos voortslepen in de modder van hun bestaan.
Met gebroken bot en achtergelaten door het lot laten ze de terreur van de psychose achter zich.
Ze blijven verdrukt en verlamd achter.
Het hele land is bevroren en verdwijnt in de schaduw van een luide stilte.
Daar schuilt het armoedige van geestesgestoorde machtspotentaten.
Vals en schreeuwerig verslikken ze zich in hun grote gelijk.
Ze vliegen op de vleugels van een steenarend.
Ze hebben hun omgeving gemanipuleerd en gebrainwasht.
De koppen knikken en volgen de met munitie gelardeerde taal van de grote leider die zijn wolvenmasker nooit afzet.
In het grijs van de nevel valt weinig meer te zien.