ik geloofde dat ik haar kon bedenken
en dat ze dan zou bestaan
zoals ik mij als kind een voorstelling
probeerde te maken van god
en hoe die ook mij ooit verzon
schiep naar zijn evenbeeld
bij gebrek aan fantasie, die misschien
helemaal niet op mij leek
maar eerder op de bomen
die mij altijd droevig aankeken
in de herfst of op de sprakeloze dieren
met medelijden in hun ogen,
het zuchten van de vogels boven
dieper water, het happen van de vissen
naar een hogere lucht
het onmisbare niet hoeven te missen
en daar een leven over doen
zo bedacht ik haar toen
geloven was weten dat de liefde
aan verbeelding genoeg heeft om te bestaan