De kerk slaat middag wanneer ik erlangs loop, de melodie leidt mijn wandeling naar zijn einde. Ik denk dat ik gelukkig ben. Aangezien hoge plafonds en gordijnen de dingen zijn waar ik van hou en hier voor het eerst ook voldoening uit kan halen. Dan sta ik voor de spiegel en zie ik hoe mijn wimpers een voor een op mijn oogleden werden genaaid. Terwijl ik op sokken naar buiten sluip hoor ik mama als een stemopname in mijn hoofd. Ik denk dat ik gelukkig ben.
Ook al hebben bomen niet altijd bladeren, het bos moet geprezen worden. Als een oceaan houdt het vast wat ik niet meer vasthouden kan. Dus raak ik papa’s boom aan en laat ik los. Ik denk dat ik gelukkig ben.
Als ik het water in het bad hoor stromen en de verwarming mijn tenen doet ontdooien, dan ruikt mijn huid naar perzik en amandelen en hoop ik dat zijn huid ook zo ruiken zal. Huizen met klimop en Engelse tuinen doen me denken dat ik gelukkig ben, dus wikkel ik mezelf in een deken en hou me even vast. Sluit mijn ogen om al de kou te trotseren. Voel de zon en hoor de vogels. Ik ben nu en ik denk dat ik gelukkig ben.