Teksten

Chronische zandkastelen

Ik ben zestien wanneer ik het strand oploop. Ik bouw een zandkasteel waarbinnen het leven het mijne zal zijn. Want in overmate word ik continu teleurgesteld. En in eenzaamheid vind ik geen zelfrespect. In de duinen voel ik een frequentie dat elke cel van mijn bestaan ontspant. Haar ziel heeft een schoonheid dat haar lichaam niet dragen kan. Ik ben zeventien wanneer ik haar meeneem. Naar het kasteel van zand waarbinnen het leven het onze zal zijn. Het is de leeftijd waarop we met zekerheid niet meer veranderen zullen. Dus wij zingen en dansen tot wij onze persoonlijkheden onthullen. Tot wij de enige die ooit zagen zijn. Ik ben achttien wanneer ik er geshockeerd achter kom, dat niets minder waar blijkt. Dat mijn zandkasteel niet zo standvast is als een huis aan de zee. Want voor mij is het telkens binnenkomen, maar haar lichaam laat haar nooit buiten meer. Ik ben negentien wanneer zij me vraagt of ik in het lot geloof. Ik antwoord dat iedereen de les die hij uit een ervaring trekt als het lot aanschouwd. Zij zegt dat het lot ligt in de les die ze moeten leren. Ik zal twintig zijn wanneer ik mijn ogen sluit en weet dat ik nooit nog iemand anders nodig heb. In het zandkasteel waar we slapen, wanneer de duinen muziek maken. In ons leven waar ik me schuldig voel over een lichamelijkheid dat niet te vatten valt. Wat zijn wij met deze schoonheid als mijn taal dit niet uitdrukken zal? Ik zal eenentwintig zijn wanneer ik me niet eenzaam meer voel. Ik zal tweeëntwintig zijn wanneer zij mijn zandkasteel verlaat. 

Tess12
10 0

De lama van Engeland

Met mededogen moet ik jullie meedelen dat ook de koningin van Engeland geraakt is. Een schot in de roos. Een schot in hun hart. Nooit worden er nog pantoffels gedragen in het paleis. Ronde hakschoenen staan aan de rand van hun bed. De tweeling. En nog maar zeven jaar oud. Landverraad is wanneer men mijn hoofd afhakt. Ik kan ze niet helpen. Ik kan Hare Majesteit niet helpen. Ik mag niet helpen. Dus ik leg de hakschoenen ochtend na ochtend naast hun bed. En ochtend na ochtend verkleed ik de lama’s. Toen de koning gestorven was, kon Hare Majestueuze Mathilda dit niet verdragen. En het paleis is leeg geweest voor maanden. Zij was Hare Mathilde gaan bezoeken in Frankrijk. Hare zuster. Mathilde heeft het haar altijd gewild; zij was het oudere overgebleven vlees. Het vlees dat ze lama’s voeden. Mathilde en Mathilda. De ‘a’ komt nu eenmaal eerder in het alfabet voor. Maar nu Hare Koning de grond ingeduwd is, kon Mathilde het haar niet meer willen. Dus werd Ze uitgenodigd en ontvangen. Frankrijk, niet het land van de olijfbomen. Niet het land van de appelsienen of de laurieren. Maar dat kon men niet zien in de grote tuin van Mathilde. Die haar dagen doorbracht rondwandelend in haar moestuin en haar serre. Haar bedienden commanderend. ‘U zult dit plantje afstoffen. ‘U zult de olijfboom planten’. Mathilde draagt zijden handschoenen. Mathilde kan dus niet zelf in haar tuin werken. De plafonds zijn hoog en de zon schijnt door het glas door de bladen de serres groen. Mathilde is geen koningin en heeft Mathilda er altijd om gewild. Maar hare Koning is gestorven. Dus zal ze Mathilda ontvangen en een laurierboom in Zijne naam planten. ‘Wat een imposante laurierboom’, zal haar zuster zeggen als ze aankomt. ‘Wat een fanatieke lama’s’, zal haar zuster zeggen als ze de lama’s rondom de boom ziet grazen. De lama’s en de boom staan in de serre. De serre heeft een hoog plafond en aangezien de planten niet allemaal opake bladeren hebben, zorgt de zon dat er overal groen licht schiet. En dat is prachtig. En dat vindt Mathilda natuurlijk ook. We zullen er geen doeken om winden. De koning was een lelijke man. Met schaapachtige rossen krullen die doorgleden langs Zijne bakkebaarden tot aan Zijne kin. Zijne lip was naar boven geplakt. Door een fout gespijkerde nagel in zijn kindertijd? Mathilde wist op wat hij leek. En zij liet het grazen naast Zijne imposante nagedachtenis. ‘Wat een fanatieke lama’s’, dat is wat Mathilda zegt. En dat is het enige wat ze nog zal herhalen gedurende haar verblijf. Na de eerste week kon men Hare Majesteit niet meer van de laurierboom wegkrijgen. Na de tweede week vroeg Hare Majesteit een kom water voor op haar kamer. Na de derde week vroeg de tweeling achter hun moeder. Na de vierde week vertelde ik dat Ze bijna terugkomen zou. Na de vijfde week werden er hopen hooi aan het lege paleis afgeleverd. De zesde week. De koningin van Engeland keert weder. Ze verschiet wanneer ze haar dochters ziet. Is de Majestueuze haar kinderen vergeten? ‘Wie heeft zulke kruipers binnengelaten in ons paleis?’, gilt ze mijn oor streng toe. “Kruipers”. ‘Uw dochters zijn zeven geworden deze week, Uwe Majesteit’. Haar blik verstart: ‘Kunt u me uitleggen hoe een lama voor mensendochters zou zorgen?’. Week zeven. Ook Hare Majesteit is geraakt. Want ik moet schuilen in het paleis waar ik opgegroeid ben. Ik moet schuilen en neem Hare dochters onder mijn vleugels. Dan doen we opgezette dieren na. Dan vluchten we de hallen door. Die niet stil het geluid van onze snellende hoeven verspreiden. Acht. Geeft u mij acht weken om terug te draaien en ik vertel het u. Want de lama’s verspreiden zich in de tuin. En hoe de krullen in de Hare’s haren exponentieel toenemen. En als de mensendochters ontwaken en hooi toegeschoven krijgen, ben ik degene die vluchten moet. Die hun aankleden en vliegen moet. Maar zelfs in de keuken is er niets anders dan hooi meer te verkrijgen. 9. Ze willen mijn hoofd. Ik zie er te mens uit. ‘BENT u LAMA OF NIET!?’, huilt de koningin uit. ‘ZIJN HET LAMA’S OF NIET?!’. Ze wijst haar dochters toe. ‘Het zijn geen lama’s, Uwe Majesteit’. ‘U bent geen lama, Uwe Majesteit’. Ze willen mijn hoofd. Ik spreek te mens.

Tess12
8 0

Accepteren

Zes jaar, dat is één derde van mijn leven. En al bijna één derde leef ik zonder papa. Eenzaamheid voel je niet in de weken na zijn vertrek, maar in de maanden en jaren die volgen, wanneer je realiseert dat hij niet terugkomen zal. En hij zal niet terugkomen. En ik zal hem nooit meer zien. Dat is moeilijk om te zeggen, omdat ik daar zelf niet in wil geloven. Maar ik kan de dingen niet naar mijn hand zetten, enkel omdat ik wou dat ze anders waren. Als ik in het hiernamaals geloofde dan zou ik tegen de hogere macht spreken. Wat ik voor lange tijd heb gedaan. Maar het werkte niet, omdat ik niet in haar geloof. Als een kat je kat niet is moet ze niet verwachten dat je haar voedt. Met een beetje moeite zou ik opnieuw geloven, zoals ik mezelf met een beetje moeite een atheïst noem. En daar is niets mis mee. Ik moet me dan ook niet slecht voelen, dat ik zogenaamd het contact met mijn papa verbreek door te geloven dat ik hem niet meer zal zien. Want ik voel en zie hem overal. In muziek en anderen die ik ontmoet. Soms zie ik hem op straat of is hij mee op vakantie. Dan kijk ik eens goed, en blijkt het iemand anders te zijn. Dan denk ik dat hij een spelletje met mij speelt. En dat hij blijft bestaan in de herkenning die ik in de wereld vind. Hij is daar, wanneer ik hem wil zien. Enkel hij-zelf is er niet meer. Hij IS niet meer. Murakami zegt dat het geen kwestie is van leven of dood. Ik dacht over de dood, tegenover het leven, als iets toevalligs. Alsof het toevallig was dat papa zelfmoord gepleegd heeft en het evengoed de volgende had kunnen zijn. Maar alles om me heen bloeit uit pure toeval. Terwijl zijn dood altijd al een zekerheid is geweest. En dat stelt me gerust. Dat hij in zekerheid’s handen zit. ‘Vandaag sterven is net zo goed als eender welke volgende dag’. Ik wil zijn pijn niet kennen. Ik hoop dat zijn vertrek mijn pijn waard was. Ik vroeg hem of hij spijt had. Maar hij was niet meer.

Tess12
8 1

'zijn dochter' (fragment)

De honden lijken elkaar op te eten, alle konten lekken ze proper. En allemaal worden ze wild wanneer hij langskomt. Toch vraag niemand zich af waarom. Ze voelen hem, Jane voelt hem. Als hij zich over haar buigt en haar klein en veilig doet voelen. Maar het blaffen verstoort hun moment, net als je denkt dat je echt alleen bent. Haar hart klopt en doet heel de grond trillen, nog nooit heeft ze dit voor iemand gevoeld. Hoe kan haar admiratie groter zijn dan die voor haar vader? Voor hun is ze de koningin, beiden strijden zij om het eerste schot met de boog. Als het aan de honden lag was Rafaël al lang dood. Want zo blijkt kennen zij de werkelijkheid. Het is stil hoewel het huis weent. Het hout kraakt onder elke voetstap die ze samen van de trap naar de kamer maken. Het huis weent en de kamer weent. Ook buiten eten de honden elkaar op. Want binnen kussen ze elkaar en de lakens liggen open. Was dit niet juist wat de kraai wou voorkomen? Als leren jassen de grond met hun ritsen slaan en de zee vindt dat het voor haar tijd is om op te staan. Op datzelfde moment weent het bed en weent de vader op zee. Tranen verzamelen. Over heel het eiland komen de tranen de daken door, zwevend door de schoorsteen hangen ze boven elk huis. Druppel per druppel, als regen die de verkeerde kant keert. Want de wereld draait de foute richting op, en dat vindt ook de kraai. Boven de steden vormt zich een wolk en onder de wolk is een bevolking die goed kijkt. Ze zien allemaal de spelende piano, de houten spelende piano in het huis van Jane. Maar in de kamers van het huis houdt de muziek niemand wakker. Op dat moment sluit Jane de deur van het openstaande huis. En als de opgegeten honden goed luisteren horen ze allemaal de spelende piano, en de toetsen die door de druppels gespeeld worden. Want het verzamelde verdriet valt in bakken terug naar beneden. Ook doorheen de straten vloeien rivieren van zout water, die hoogdringent opweg zijn om zich te vermengen met de zee. Van de honden blijft er karkas over en ook de kraai heeft vele veren achter gelaten. Maar het is de vader waar men zich eerder zorgen om moet maken. Want zijn bootje kan de nieuwe hoeveelheid zout water maar moeilijk aan. Aangezien de zee nog maar net is opgestaan. Haar ogen doet ze dicht, en haar ogen doet ze weer open. En ze kijkt hem aan, het is Rafaël niet meer. Rafaël is het huis nooit binnen geweest, en toch zijn de deuren dicht. Een grote kleverige alg is rond haar lichaam gewikkeld doorprikt met de veren die de kraai verloren heeft. Het is een storm in haar hoofd. Het donker groen kronkelt van tussen haar borsten tot tussen haar tenen. Het is alg, Rafaël is hier nooit geweest. Jane doet haar ogen open, en doet ze weer dicht. Al het zand die ze in gigantische zakken naar het landhuis moet dragen wordt te zwaar. En het donker dat haar al die tijd op de hiel zat, steekt haar voor. Maar het dorp weent niet meer, en de straten zijn terug droog. Een stilte na een storm waarbij de alg de weerspiegeling is van zijn lichaamsvorm.

Tess12
13 1
Tip

portret van man

Door de manier waarop hij liep leek hij de kale bevolking te vertegenwoordigen. Maar een kaal kapsel maakt je niet haarloos. Zijn rosse baard stond namelijk als een imposant monument te pronken op zijn kin, die hij duidelijk niet voor de eerste keer samen met zijn kromme neus trots in de lucht stak. Mager als een tak droeg hij een zwarte t-shirt dat hem niet flateerde en wist hij zichzelf op theatrale wijze tussen de kleinste vrije gaatjes op het overbevolkte plein te wringen. Hoe zit dat met mensen die zich niet volgens hun lichaamsbouw kleden? Anders vragen we het hem eens. Eens hij uit de menigte kwam, zagen we in zijn hand het klein leren mapje waarin hij al zijn geheimen verborgen houdt. Geheimen over kaal zijn en het hebben van een rosse baard. Naast hem liep er een vrouw. Met grote woorden leerde hij haar een les en af te leiden uit de snelheid van hun passen ging die les over haast. Ze moesten namelijk op tijd komen bij zijn theater. De voorstelling waar hij afgelopen maanden hard aan gewerkt had, ging vanavond in première en moest fantastisch zijn. Maar op de trap voor zijn geliefde theater hadden een tiental mensen plaats genomen, en dat kon in geval van haast wel voor de laatste druppel zorgen. Met een liefdevolle toon vroeg hij hun om weg te gaan. Geen reactie werd er door de trapzitters gegeven. Als een ballon die op ontploffen stond keek hij de trapzitters machteloos aan. De kale man gromde en vloekte toen de sleutel niet uit zijn zak komen wou, de woede was hem nu echt naar het hoofd gestegen. De voordeur die met een slag opgengeslagen werd waarin vervolgens hij verdween, was de voordeur waarin hij een moment later terug verscheen, zijn hoofd even rood als de brandblusser die hij in zijn hand vasthield. Ze hadden duidelijk de foute dag uitgekozen om op zijn trap te komen ziKen. En met één handbeweging spoot hij ze er allemaal af.  

Tess12
111 3

dîner

De vruchten zijn al gepeld en liggen zij aan zij in haar rieten mand, het was een cadeau geweest voor haar grootouders. Het is de eend die aan tafel geschoven wordt die voorrang zal krijgen op het tropische vruchtvlees in de rieten mand, voor later. Voor later want eerst eten ze allemaal samen de eend, en ook eend eet ze graag. De kamer ruikt hoe hij moet ruiken, en wat ze ooit ook eten, de kamer zal telkens zo blijven ruiken. Het is een houvast, een zekerheid dat elke keer opnieuw bij het binnen komen van hun huis, de geur hun ook deels thuis zal doen voelen. Het ruikt naar zekerheid, een zekerheid dat je je tijd mag laten wegglippen in een boek of achter je nutteloos werk, omdat ze al bepaald is. Maanden op voorhand weet je al hoeveel tijd je daar zal laten, en dat maakt het zo geïsoleerd, zo alleen. De puree is geboterd en gezout, mensen spreken luid over onderwerpen waardoor Jean het gevoel krijgt meer te weten over de wereld dan hun. Enkel Mrs. Claes weet hoe slim ze werkelijk is, hoeveel ze bereiken kan. Het is enkel een idee dat ze over zichzelf zet niet mee te kunnen spreken, door haar karakter, omdat haar familie het al weet. Maar Jean ergert zich aan de onuitgesproken barrière, die toch zo duidelijk is, die hun werelden in twee delen splitst. Op een andere manier wordt Jean dan binnen de geïsoleerde wereld van haar familie zelf ook geïsoleerd maar dan echt alleen. Want zonder woorden uit te spreken zal niemand ooit zeker weten dat ook zij mee kan praten, en ze kan zoveel meer. Het maakt het niet makkelijk je, ondanks de geur, thuis te voelen in een omgeving waar je niet spreken kan. En eens de beenderen van de volledige eend op de schaal overblijven, schraapt Jean de restjes saus met een stuk stokbrood van haar bord. Mrs. Claes haalt de zo verlangde mand boven en legt ze midden op de tafel, en bied Jean een litcgi aan, waarop ze haar grootmoeder verzekerd hoeveel ze van litcgi’s houdt. Ze eet er één en nog één. Het waren de eerste twee litcgi’s van haar leven. Op den duur kan ze niet meer onderscheiden of ze ze oprecht lekker vindt, of ze haar persoonlijke leugen aan het verderzetten is. Zoals ze de rest van haar leven al als een pathologische leugenaar rond heeft gelopen, want wat is het toch leuk om een tweede realiteit te maken als het leven je te saai wordt, denkt ze bij zichzelf, is dit weer een van de onnodige zijstraatjes waar ze zich in begint te wikkelen. Na een tijd wordt het wat moeilijk om te herkennen wie je bent, vastgeknoopt in die spinnenwebben van dingen die je tegen verschillende mensen vertelde, terwijl die verschillende mensen in eenzelfde ruimte over je aan het spreken zijn. Ik ben een samen gepuzzelde persoon uit alles wat ik aan andere mensen heb verteld, alles wat ik uit andere mensen heb gehaald, verteld ze zichzelf. En de eend smaakte en het tropische fruit smaakte, en voor hoever Mrs. Claes kon zien, leek iedereen gelukkig te zijn. Iedereen apart verdiept in een gesprek met zijn buur, tot dan een verdere buur het gesprek van de andere buur interessanter vind dan zijn buur in het algemeen, dan verplaatst die subtiel zijn stoel om van veraf een mening in het midden van de tafel te gooien. En dan denken al die verschillende hoofden dieper over zijn standpunt na. En Mrs. Claes glimlacht, ze hoopte dat de familie vaker zou langskomen, dan zou ze vaker overzicht kunnen hebben, en vaker kijken kan naar hoe hun hoofden dieper over het standpunt van haar man nadachten. Dan was ze bijna zeker te kunnen ontcijferen wat ze allemaal dachten. En dan zou ze vaker, bij een moeilijker standpunt – waar maar weinig mensen echt een mening hadden, naar Jean gaan, in de tuin wandelen en het haar vragen. Want wat vond Mr. Claes het toch geweldig om te weten hoe Jean dacht, de enige die niet via de ogen te ontcijferen was.

Tess12
19 1