niemand nog durft zich verroeren om met de volumeknop de spanning te verzachten
in een ruis van rumoer schiet schuld van links naar rechts van voor naar achter
en wie heeft de dag in godsnaam weer zo grijs gemaakt
wat kan ik nog doen wat je vandaag verwachtte voelde geweten
gevoeld gezien dus blijf bij ons ook al zorgde
een steenworp van stug verzet voor deze donderse tsunami
ga mee zo zacht en onschuldig ben je een haven van stemmig licht
dat ik er onpasselijk van word
het gewicht dat jou ongewild verplettert beukt en ramt
een vloedgolf doorweekt de kadebloemen
gelukkig huil je, houd je stand, concentrische cirkels en het zachtjes wegsterven ervan ik ken ze niet
hier verheugde jij je op, verdriet in de spotlights en blinkende spiegels
die tonen wat we niet wat we willen
iedere weg verdwaalt
ontmoet katoenen genot geluk met een prijskaart
de hoge kosten van een doorsnee-ochtend, door materialisme gered
de trein vult het kille station gevaarte beukt met grof geweld
je hoofd over de rand gebotst aan de kant
ik stond op wacht, kwam te dicht struikelde over platgetrapte blikjes
zag alle vuilnis mijn oordeel versterken
landschap trekt grijsgroen voorbij in droeve flarden
en je kijkt zo boos naar mij, met zoveel pijn dat ik houten lepels stukbijt
tussen gespannen kaken alsof ik in mijn eentje de oorzaak ben
van dit moeilijke