wanneer de lijfgeuren aan de tram kleven,
de feromonen en het boterzuur van okselzweet.
wanneer de natte hond zijn kop tegen me aanschurkt,
haal ik mijn neus op en adem door mijn mond.
wanneer de geuren zich vermengen
op een laat feestuur, het verschaalde bier,
het aangekoekte braadvet uit de keuken,
wanneer de lijken van verdrongen onderwerpen
onder de tafel gisten, haal ik me haar lokgeur
voor de geest, de bloemenweide verenigd
in de druppel parfum uit de delicate fles,
aangestipt op de hals die me uitnodigt.