Geocaching.
1. Verzopen.
De eerste vond ze in de kast boven het aanrecht. Ze was de boodschappen aan het uitpakken en toen ze de pot choco in het hoge kastje wou zetten, sprong ze zo bruusk achteruit dat de hele caravan daverde.
‘Eric!’ schreeuwde ze, ‘Kom onmiddellijk!’
Even bleef ze stokstijf kijken, alsof ze hem wou hypnotiseren. Toen stak ze, zonder haar blik af te wenden, haar hand uit naar de bezemkast en opende die voorzichtig. Ze tastte naar de bezemsteel, vond hem niet meteen en keek dan toch snel in de kast. Haar hand stokte. Op de omgekeerde emmer in de bezemkast keek een tweede exemplaar met verbaasd glimmende oogjes naar haar op. Toen hield ze het niet meer. Gillend rende ze de caravan uit, onderweg struikelend over de slippers en waterpistolen die verspreid lagen in de voortent.
Robbe, Bas en Noah lagen iets verder op hun buik in het gras. Bas en Noach proestten met hun handen voor hun mond terwijl Robbe foto’s nam. Mama stoof in de richting van het sanitair gebouw, waar papa zich aan het wassen was. Ze had hen niet gezien.
‘Zullen we er ook eentje in hun bed leggen?’ hikte Robbe.
‘Te goed!’ zei Noah, ‘Heb je haar gezicht gezien?
Ze krabbelden overeind en keken naar de foto’s op Robbe’s telefoon.
‘Machtig’ zei Bas, ‘Kom, die arme beestjes worden veel te droog in de caravan. We gaan ze halen.’
Noah pakte voorzichtig de kleine wrattige pad uit het voorraadkastje en zette haar in de emmer van Robbe. Bas nam de grote ruwe pad van de omgekeerde emmer en deed hem erbij. Ze liepen naar het beekje en lieten de padden weer vrij tussen het hoge gras.
‘Eén – nul voor de musketiers,’ zei Noah, ‘Wat doen we nu?’
‘We gaan zwemmen en dan ijs eten,’ zei Bas.
‘Strak plan,’ zei Noah, ‘zullen we ons hier omkleden?’
De iglotent waar ze met z’n drieën in sliepen lag vol strips, snoep, slaapzakken en vuile sokken. Aan een kleine wasdraad, gespannen tussen de tent en de caravan, hingen hun zwembroeken te drogen. Bas en Robbe hadden blitse shorts van een hip surfmerk. Noah had een grauw zwembroekje dat net iets te klein was, maar hij deed alsof hij dat niet merkte. Ze kleedden zich om in de tent en liepen op slippers naar het zwembad. Daar waren drie glijbanen en een hutje waar je ijsjes kon kopen. Noah vond de hoogste groene glijbaan waanzinnig eng. Ze ging bijna verticaal naar beneden van vijf meter hoog, maar het ergste was het landen in het diepste water dat hij ooit had gezien. Robbe en Bas noemden de glijbaan “de deathride”. De jongens legden hun handdoeken op enkele stoelen en liepen onder de douche door.
Aan de rand van het zwembad hingen drie oudere Nederlandse jongens rond. Ze maakten luide grappen, gooiden naar elkaar met een voetbal en riepen dingen naar de meisjes die een ijsje aten aan het hutje. Emma was er ook bij. Noah kende haar nog van vorig jaar, maar hij durfde niet goed zwaaien. Bas en Robbe liepen recht naar de glijbanen, dus volgde Noah.
Opgelucht zag Noah dat Robbe naar de laagste gele glijbaan liep. Ze gingen er alle drie een keer gewoon af, een keer omgekeerd en een paar keer op hun knieën, alsof ze surften. Robbe viel telkens in de eerst bocht en wou blijven proberen, maar Bas had er genoeg van.
‘Kom,’ zei hij, ‘we gaan op de deathride.’ Noah aarzelde.
Ondertussen waren de Nederlandse jongens een soort van waterpolo aan het spelen. Ze zwommen rond en gooiden de zware voetbal over de hele breedte van het zwembad naar elkaar. De oudste was zeker vijftien en zag er beresterk uit.
Bas stond al onderaan de trap van de deathride en zei, ‘Noah, jij eerst.’
Heel langzaam beklom Noah de treden. In zijn maag zat een draaikolk.
‘Gewoon springen,’ mompelde hij bij zichzelf, ’Niet naar beneden kijken, vooral niet naar beneden kijken.’
Met zijn ogen dicht liet Noah zich in de halfopen verticale pijp vallen. Zijn darmen schoten in zijn keel terwijl hij naar beneden viel.
Met een botte pats knalden zijn voeten tegen iets hards in plaats van in het water. Hij was recht in de nek van één van de Nederlandse jongens terechtgekomen. Die verdween onder water. Noah werd meegezogen en getrokken door de jongen die zich had omgedraaid en houvast zocht. Happend en klauwend probeerde Noah boven water te blijven, maar dat lukte maar half.
De Nederlandse jongen kwam weer boven water. Hij haalde diep adem en riep, ‘Idioot!’ naar Noah, die hoestend probeerde boven te komen.
Van bovenaan op de glijbaan zag Bas dat de Nederlander met een paar krachtige slagen naar de voetbal zwom. Hij greep de bal, draaide zich met een krachtige slag om en liet de zware leren bal met een mokersmash neerkomen op het naar adem happende hoofd van Noah. Daarna zwom hij rustig naar de kant. Noah bleef onder.
In paniek sprong Bas op de deathride. Hij landde als een speer in het water. Toen hij bovenkwam, zag hij Noah vlakbij drijven, bewusteloos van de klap op zijn hoofd. Bas greep hem zo goed hij kon onder zijn armen en zwom op zijn rug naar de kant. Ondertussen kwam het groepje meisjes hem tegemoet gelopen. Samen trokken ze Noah op het droge. Emma draaide hem vakkundig op zijn rug. Ze zorgde ervoor dat hij ruimte had en klapte een paar keer luid in haar handen boven zijn hoofd, zoals ze geleerd had bij het Rode Kruis.
‘Noah?’ riep ze.
Noah keek recht in haar fonkelende groene ogen, begon hard reutelend te hoesten, rolde op zijn zij en gaf over.
2. Ongewenst bezoek.
Die avond waaide de geur van BBQ al over de camping toen de jongens Risk speelden aan tafel. Mama bleef maar om hen heen lopen. Ze vroeg voortdurend aan Noah of het ging, of hij nog iets wilde drinken, of hij geen hoofdpijn had? Ze was meteen na het incident aan het zwembad met Noah naar het ziekenhuis gereden. Hoewel de dokters zeiden dat hij helemaal weer de oude was, gedroeg zij zich alsof hij elk moment weer bewusteloos kon vallen.
‘Schatje toch, hoe is dat nu kunnen gebeuren?’ vroeg ze.
Bas rolde met zijn ogen en lipte ‘schatje’ naar Robbe. Noah hield de lippen op elkaar. Hij vond het vreselijk dat Emma hem had zien overgeven.
‘Zullen we onze gedachten ergens anders op zetten?’ vroeg mama, ’Ik heb een verrassing. Ik ben deze ochtend in de winkel aan de praat geraakt met een heel leuk gezin. Ik heb hen uitgenodigd voor een BBQ, dan kunnen jullie wat vrienden maken.’
‘Mam,’ zei Bas, ‘dat willen wij toch helemaal niet.’
Mama bliksemende naar Bas, die snel weer naar het Riskbord keek.
Het spelletje was nog maar net gedaan toen het bezoek toekwam.
‘Hoi hoi! Dag Barbara!’ Een hoogblonde vrouw met een zonnebankbruin gezicht hield een fles witte wijn omhoog, ’Zo, daar zijn we dan. Ik dacht, ik neem iets lekkers mee,’ kirde ze. Achter haar stond een beer van een man.
‘Ellen, Ruud, zo leuk, dank je’ zei mama, ‘ga zitten.’ Ze zoende hen op de wang.
Noah’s hart sloeg een tel over toen hij zag wie er achter de brede rug van Ruud tevoorschijn kwamen. De drie Nederlandse jongens van het zwembad sloften een beetje bedeesd achter hun vader aan. ‘Hoi,’ zeiden ze.
Robbe, Bas en Noah wisselden een blik. Het was duidelijk dat die Nederlanders ook geen details aan hun ouders hadden verteld, want de moeders gedroegen zich alsof ze al jaren beste vriendinnen waren.
‘Zo,’ zei mama, ‘Dit zijn onze jongens, Bas, Robbe en Noah. Jongens, zeggen jullie iets tegen Lars, Niels en Rick?’
‘Hallo’, zei Bas.
Lars en Niels bleken een tweeling van dertien te zijn, hun broer Rick was veertien. Het was Rick die de zware voetbal op Noah ’s hoofd had gekegeld. Tijdens het eten zwegen alle jongens. De moeder van de Nederlanders deed haar best om gezellig te doen.
‘Rick,’ zei ze, ‘Vertel eens over die wedstrijd waar jullie morgen aan meedoen.’
‘Mam,’ mopperde Rick.
‘Doe wat je moeder zegt,’ zei zijn vader.
‘Dit jaar is er voor het eerst een geocaching wedstrijd op deze camping,’ zei Rick, ‘ Elk team moet een cache, of dus een schat, zoeken met een kompas en een brief vol aanwijzingen. Vaak gebruiken we bij geocaching een gps, maar hier is het op de ouderwetse manier, met een echt kompas. Er zijn drie rondes waarin elk team zijn schat zoekt. De schat is een kistje met een gsm. Je moet met die gsm naar de spelleider bellen, zodat hij je tijd kan noteren. Wie op het einde het minste tijd nodig had om alle caches te vinden, is gewonnen.’
‘En wij, ’zei Lars glunderend, ’zijn in Nederland jeugdkampioen geocaching.’
‘Ja,’ zei Rick, ’maar het is niet voor losers. We vertrekken pas als het donker wordt, soms moeten we in bomen klimmen of door een vijver zwemmen naar een eiland.’
‘Eén keer,’ zei Niels, ‘lag de cache zelfs in een diepe grot.’
‘Cool,’ fluisterde Bas tegen Robbe en Noah, ‘Dat is iets voor ons!’
Rick lachte luid, ‘Dat denk ik niet, losertjes. Je broertje kan niet eens zwemmen.’
‘Hij is mijn broer niet,’ zei Bas fel.
Bas kreeg een ijskoude blik van mama. De moeder van de Nederlanders keek haar fronsend aan.
‘Het zit zo,’ zei mama verontschuldigend, ’Noah komt iedere schoolvakantie bij ons, en het laatste jaar ook bijna elk weekend. We zijn zijn pleeggezin. Noah’s moeder is in het ziekenhuis voor een laatste kankerbehandeling, maar ze is aan de beterhand. En zijn vader, tja, die is uit beeld.’
Noah keek naar zijn bord. Alsof het nog niet erg genoeg was, maakte de vader van Robbe en Bas een drink gebaar.
De Nederlandse jongens gniffelden.
3. Uitdaging aanvaard.
’s Avonds laat was het stil in de tent. Noah lag met zijn gezicht naar het zeil aan de zijkant van de tent en Robbe staarde naar het plafond. Alleen Bas zat rechtop te piekeren.
‘We moeten hen een lesje leren,’ zei Bas plots.
Noah draaide zich om, ‘Wie?’
‘Die Nederlanders. Dat jij op Rick landde was een ongeluk, maar zij hebben je bijna laten verdrinken.’
‘Wat maakt het jou uit, ik ben toch je broer niet.’
‘Doe niet belachelijk. Natuurlijk wel. Sorry, ik had dat niet mogen zeggen.’
‘Wat wil je dan doen? Meedoen aan de geocaching wedstrijd?’
‘Niet zomaar meedoen,’ zei Bas, ‘Winnen.’
Robbe zuchtte, ‘We kunnen nooit van hen winnen, Bas. Jullie zijn twaalf en ik ben elf. Zij zijn veel ouder en sterker.’
‘Het gaat niet om kracht,’ zei Bas, ‘Het gaat om slim zijn, durven en samenwerken. Dat kunnen wij beter.’
Noah knikte, ‘We laten die Hollanders een poepje ruiken.’
Stiekem hoopte hij toch dat hij niet zou moeten zwemmen.
Bij zonsondergang de volgende dag stonden alle deelnemers te luisteren naar briefing van de spelleider. Elk team had een zak gekregen met een kompas, drie verzegelde enveloppen en een brief met instructies.
Emma was er ook. Leunend tegen de stam van een boom las ze de instructiebrief. Naast haar stond haar zus en een meisje dat Noah niet kende. Alsof Emma merkte dat hij loerde, keek ze op van haar brief en recht in zijn ogen. Ze glimlachte. Noah keek snel weer naar voren.
‘…dus, sportief zijn,’ hoorde hij de spelleider nog zeggen, ‘Bewaar je materiaal goed, zonder kan je niet spelen. Iedere avond om stipt acht uur verwacht ik jullie hier. Op mijn teken mogen jullie dan de verzegelde envelop voor die avond openen en vertrekken om jullie cache voor die avond te zoeken. Opgelet, als je de cache gevonden hebt, bel je mij en daarna plaats je alles op precies dezelfde plaats terug zodat de volgende groep de schat de dag nadien kan zoeken. Je verplaatst de cache onder geen enkel beding. Wie zijn spullen kwijt is, is uitgesloten. Wie vals speelt, is uitgesloten. Duidelijk?”
Rick stak zijn hand op.
‘Ja?’ zei de spelleider.
‘Mogen we nu eindelijk vertrekken?’
De spelleider keek op zijn horloge.
‘Teams, het is precies twee over acht. Open jullie eerste enveloppe en maak er een spannende tocht van!’
Bas scheurde de zegel aan flarden en nam de brief. Er stonden wel twintig instructies in. Eerst moesten ze veertig passen zetten in zuidoostelijke richting, dan vijfhonderd meter een pad volgen tot aan een gemarkeerde boom en daar een kruiswoordraadsel oplossen om de volgende tip te ontcijferen. Ze begonnen met goede moed, maar een uurtje later was het al erg schemerig, zeker in de dichte bossen.
‘…., negenentwintig, dertig. Hier zou het moeten zijn,’ zei Bas. Hij scheen met de zaklamp op de grond, maar er was niets bijzonders te zien. Noah en Robbe kwamen kijken.
Verderop in het bos hoorden ze plots meisjes juichen.
‘Verdorie toch,’ zei Bas. Bas en Robbe schenen over de grond met hun zaklampen. Noah had geen eigen zaklamp, dus hij bleef vlakbij Robbe.
‘Wacht even,’ zei Noah, ‘Schijn eens omhoog? Misschien hangt er iets in die boom hierboven.’
Robbe scheen op stam en de kruin van de boom waar ze naast stonden.
‘Ja, daar!’ zei Noah. Midden in de boom hing een lege wijnfles aan een koord. Robbe gaf hem een zetje en Noah begon te klimmen terwijl Robbe hem licht gaf.
Bas ging op zijn knieën zitten, legde de brief voor zich en las de laatste instructies nog eens door. Hij mompelde, ‘Dat klopt niet, hier staat ‘begin maar te graven.’ Hij voelde met zijn handen aan de grond om hem heen.
Ondertussen kon Noah de fles grijpen. In de flessenhals stak een brief. ‘Jongens,’ riep hij naar beneden, naar Bas onderbrak hem enthousiast; ‘Hier! Ik heb het gevonden! Noah, Robbe, help mij graven.’
Robbe scheen onmiddellijk naar op de plek waar Bas stond. Tussen de wortels van de boom zag hij omgewoelde aarde. Als twee waanzinnigen begonnen Bas en Robbe te graven. Noah pakte de brief en stak hem in zijn broekzak. Hij liet zich in het donker uit de boom vallen en kwam met zijn enkel hard terecht op een boomwortel, maar hij verbeet de pijn.
‘Yes!’ riep Robbe. Hij hield een klein metalen doosje in zijn handen, klikte het open en nam de ouderwetse gsm. Toen hij het voorgeprogrammeerde nummer van de spelleider belde, zei die; ‘Proficiat, jullie zijn derde met een tijd van één uur en vierendertig minuten. De scores zullen straks uithangen aan het zwembad.’
Toen de jongens uit het bos kwamen, zagen ze dat Emma’s team de eerste plaats had, op de voet gevolgd door de Nederlanders.
4. Voor deze ene keer.
‘Dat kan niet,’ zei Bas, ‘ik weet zeker dat…’
‘Laat mij eens zoeken,’ zei Noah en hij trok de zak uit de handen van Bas. Maar de brief was weg.
Het was drie over acht en alle teams hadden de zegels van hun enveloppen al verbroken. Iedereen las koortsachtig de instructies voor een nieuwe zoektocht, behalve de jongens.
En Rick, die vanop een afstandje grijnzend naar het radeloze trio keek.
‘Weet je wat,’ zei Robbe, ‘ik vraag gewoon een kopie aan de spelleider.’
‘Niet doen,’ zei Bas, ‘dan worden we misschien uitgesloten.’
Robbe haalde zijn schouders op, ’Wat wil je anders doen? Zonder geraken we geen meter vooruit.’ Hij liep naar het kantoortje. Gelukkig was de spelleider vriendelijk. Hij maakte een tweede print en gaf die aan Robbe die aan de deur stond te wachten.
‘Alsjeblieft,’ zei de spelleider, ‘maar laat het niet weer gebeuren.’
Plots dook Rick op achter Robbe. ‘Was je niet uitgesloten als je je spullen kwijtraakte?’ vroeg hij, ‘Of had ik dat verkeerd begrepen?’
‘Voor deze ene keer is het goed,’ zei de spelleider, ‘En nu wegwezen.’ Hij sloot de deur van het kantoortje.
Rick keek naar Robbe en herhaalde met een brede glimlach, ‘Voor deze éne keer.’ Hij rende naar het bos, achter Niels en Lars aan. Halverwege hij draaide zich nog eens keer om, tikte met zijn rechterwijsvinger en middenvinger twee keer onder zijn ogen en priemde die wijsvinger dan naar Robbe.
Noah en Bas liepen tot bij Robbe.
‘Wat had die?’ vroeg Noah.
‘Geen idee,’ zei Robbe, ‘Zullen we beginnen?’
De zoektocht ging vlot. Noah kon de meeste raadsels oplossen en Robbe was een natuurtalent met het kompas. Aangevuurd door Bas vonden ze de cache al na een uur achteraan in de Mariagrot. Hij lag in een holte onder een zware steen. Bas belde met de gsm uit het doosje, en vroeg meteen, ‘Zijn we eerst?’
‘Ja, jongens, jullie zijn eerst, ‘antwoordde de spelleider, ‘Proficiat, dat was geen gemakkelijk parcours.’
Maar niet veel later moeten ook de Nederlanders gebeld hebben, want op het scorebord stonden Bas, Noah en Robbe nog altijd niet bovenaan. Ze hadden wel een knappe tweede plaats, met maar enkele minuten verschil op de Nederlanders. Noah checkte de tijd van Emma’s team. Die waren plots tot de op één na laatste plaats gezakt. Hij begreep er niets van.
Aan het kampvuurtje voor de tent gooide Robbe een stok op het vuur en zei, ‘Zou Rick de tweede enveloppe weggenomen hebben om ons te saboteren?’
‘Waarom denk je dat?’ vroeg Bas.
‘Omdat hij zo stond te grijnzen en tegen mij zei, ‘Voor deze éne keer’. Alsof hij ervoor zou zorgen dat we uitgesloten worden als we nog eens iets kwijtraken.’
‘Misschien wel,’ zei Noah, ‘Ons pakket lag gewoon in de voortent, dus hij zou de brief gepakt kunnen hebben.’
‘We moeten vannacht het kompas en de laatste brief in onze slaapzak verstoppen,’ zei Robbe.
‘Ik weet nog iets beters,’ zei Bas,’ We houden een nachtwacht. Als we ze op heterdaad betrappen worden zij uitgesloten.’
‘Ok,’ zei Noah, ‘Maar dan ga ik eerst. Ik zal om 2 uur Bas wakker maken, en die maakt op zijn beurt Robbe wakker.’
Een uurtje later wreef Noah in zijn ogen en ging nog eens rechtzitten. Naast hem lagen Robbe en Bas in diepe slaap. Hij hoorde zelfs zacht gesnurk. Het was vreemd om midden in de nacht alleen klaarwakker te zijn. Buiten hoorde hij nachtgeluiden en geritsel. Hij klikte Robbe’s zaklamp aan en groef in het binnenzakje van zijn slaapzak. Daar zat de brief die hi de dag voordien uit de wijnfles had gehaald. Hij las hem voor de zoveelste keer.
“Beste Noah,
We hebben elkaar al twee jaar niet gezien, maar ik mis je. Zeker nu ik pas gehoord heb dat mama zo ziek geweest is, dat moet heel moeilijk geweest zijn voor jou. Via pleegzorg ben ik te weten gekomen dat je hier al enkele jaren op vakantie komt met een pleeggezin. Ik houd je vanop een afstandje in het oog. Ik weet dat je dit briefje zal vinden tijdens de geocaching want je hebt gevoel voor avontuur en oog voor detail, net als je vader. Als je het goed vindt en als ik de locaties kan vinden, laat ik ook bij de volgende schatten weer een boodschap voor jou.
Sorry dat ik niet gewoon durf langs te komen. Het is ook al zo lang geleden. Ik weet niet of jij en je pleegouders dat goed zouden vinden. Misschien ben je boos. Dat begrijp ik.
Je papa”
‘Papa toch,’ dacht Noah. Leuk dat hij me wil zien, maar op die manier brengt hij mij in de problemen.’ Noah vond het echt vervelend dat papa de enveloppe met de instructies voor de tweede schat gestolen had. Hij had dat waarschijnlijk gedaan om te weten te komen waar die lag. En dan had hij de cache nog niet eens gevonden, want er lag vanavond geen briefje in de buurt.
Noah zuchtte. Gelukkig dachten Robbe en Bas dat die Nederlanders de enveloppe hadden gestolen. Hij pakte de laatste brief en het kompas uit de voortent en legde ze veilig aan zijn voeten. Dan klikte hij Robbe’s zaklamp uit en kroop diep in zijn slaapzak.
5. Het kompas.
‘Kieken. Idioot.’
De koude ochtendnevel drong de tent binnen door de openhangende flappen. Bas zat op handen en knieën te zoeken in de tent.
‘Kalf,’ foeterde hij.
‘Wat is er?’ vroeg Noah terwijl hij rechtkwam en de slaap uit zijn ogen wreef. Hij zag dat de slaapzak van Robbe leeg was.
‘Je hebt ons niet wakker gemaakt voor de nachtwacht. En nu is het kompas weg.’
‘Neen, wacht, het ligt aan mijn voeten. Denk ik,’ zei Noah en hij grabbelde in de rommel aan zijn voeten, ‘Waar is Robbe?’
‘Naar de w.c. En hier ligt geen kompas, alleen de brief. Verdorie Noah! Je hebt alles verpest. Nu worden we uitgesloten.’
‘Wat? Ik heb alles verpest? Ik kan hier nooit iets goed doen.’
‘Blijkbaar niet, neen.’
‘Als het zo zit, doe het dan maar zonder mij, onder échte broertjes,’ riep Noah, ‘Ik ben toch maar een kalf. Hij stormde de tent uit.
‘We willen wel,’ schreeuwde Bas hem na, ‘maar dat is nogal moeilijk zonder kompas!’
Noah liep aan één stuk door, tot hij helemaal buiten adem was. De tranen prikten in zijn ogen en zijn blote voeten deden pijn van de steentjes en de takjes onderweg. Hij stopte aan een paal en inspecteerde zijn voetzool. Toen hij opkeek, zag hij dat hij leunde tegen het scorebord. Hij gaf er een harde knal tegen met zijn vlakke hand.
‘Auw,’ zei Emma.
Noah keek op.
‘Ik zou er ook wel eens op willen meppen’, zei ze.
‘Waarom?’ stamelde Noah, die snel zijn tranen weg wreef met de rug van zijn hand.
‘We stonden eerst, maar omdat we de schat gisteren niet gevonden hebben, moesten we de maximumtijd van twee uur erbij tellen. Dus bengelen we nu onderaan. Ik ben nochtans zeker dat we op de juiste plek waren. Ik zag zelf omgewoelde aarde tussen de wortels van een boom. Erboven hing een lege wijnfles, maar geen schat.’
‘Dat is de plek waar wij de eerste dag onze cache gevonden hebben. Zo raar, wij hebben het kistje echt terug gestopt.’
Emma haalde haar schouders op, ‘Ik geloof je wel. ’t Is ook maar een spelletje.’ Ze rolde een krulletje haar rond haar vinger en zei, ‘Zeg, Noah, er is eigenlijk iets dat ik je al even wil geven.’
Emma pakte haar rugzak, ritste hem open en rommelde tot ze er een splinternieuwe hippe zwemshort uithaalde.
‘Voor jou. Ik hoop dat hij past. Ik mocht hem van mijn ouders kopen op daguitstap, van mijn zakgeld.’
‘Zot, zo tof, dank je,’
‘Zullen we gaan zwemmen?’
Noah beet op zijn lip, ‘Ok,’ zei hij, ’maar ik ben niet echt een Olympisch recordhouder.’
‘Ja, dat weet ik, maar dat geeft niks,’ lachte Emma, ‘Ik leer je wel een paar trucjes.’
In het zwembad leerde Emma Noah polocrawl en duiken. Ze zaten naast elkaar op de rand van het zwembad.
‘Je armen strekken,’ zei Emma en ze deed het voor, ‘en dan naar voren leunen.’
Noah kon de verleiding niet weerstaan en gaf haar een zetje. Emma plonsde in het water. Ze kwam lachend boven, greep zijn benen en trok hem ook het water in.
Proestend hesen ze zich weer op de rand.
Emma zette haar zwembrilletje af en pakte haar handdoek. Terwijl ze haar haren afdroogde vroeg ze, ‘Waar zijn je ouders eigenlijk?’
‘Mijn mama is in het ziekenhuis, maar ze is eigenlijk genezen. Ze heeft bijna twee jaar geleden borstkanker gekregen. Deze zomer heeft ze zich laten opereren om een nieuwe borst te krijgen,’ zei Noah.
‘En je papa?’
‘Dat weet ik niet heel zeker. Hij drinkt nogal veel denk ik. Hij was al een jaar bij ons weg voor mama ziek werd.’
‘Wat rot van hem.’
‘Ik weet het niet. Ik denk soms dat hij wel een goede vent is, maar dat de dingen hem voor de voeten lopen. Hij maakt alles moeilijker dan het is.’
Emma knikte, ‘Zullen we ons omkleden?’
Toen ze elk uit hun kleedhokje kwamen, viste Emma twee broodjes kaas uit haar rugzak en een fles water. Ze aten op de picknickbank.
‘Lekker,’ zei Noah, ‘Bedankt.’
‘Zie ik je straks bij de zoektocht?’
‘Ik denk het niet. Ons kompas is verdwenen.’
‘Nog eens goed zoeken?’
‘Neen, ik denk, euh, Bas en Noah denken dat die Nederlandse jongens het vannacht uit onze tent hebben gestolen. Ik moest de wacht houden, maar ik sliep.’
‘Echt? Rick dus, de gemenerik.’
‘Wie het gedaan heeft is niet belangrijk,’ zei Noah snel, ‘Wat erger is, is dat Bas mij niet meer in het team wil.’
‘Daarom? Bas kan zo overdrijven.’
‘Het was ook wel een beetje mijn fout. Ik heb niet gedaan wat we afgesproken hadden en daar kan hij niet tegen.’
‘Denk je dat hij extra kwaad wordt omdat hij het er moeilijk mee heeft? Ik bedoel, dat je elke vakantie bij hen bent?’
‘Ik weet het niet,’ zei Noah, ‘misschien soms wel. Vooral als hun moeder mij helemaal betuttelt, dat vind ik zelf ook vervelend. Maar het meeste van de tijd zijn we gewoon vrienden. Ik ken hen al jaren.’
Het was even stil. Ze kauwden op de laatste happen. Emma slikte door en nam een grote slok water.
‘Maar, goed, het echte probleem dus,’ zei Emma, ‘Kan je geen nieuw kompas maken?’
‘Ik zou ook niet weten hoe dat moet.’
‘Daar kan ik je dan wel weer mee helpen, ik heb een survivalhandboek én een talent voor techniek.’
Ze glimlachte met een schattig kuiltje in haar wang.
5. De zoektocht die ertoe doet.
Om vijf voor acht ’s avonds stonden bijna alle teams klaar voor de laatste en beslissende zoektocht. Bas en Robbe keken vanop een afstandje toe. De Nederlanders waren geweldig in hun nopjes. Met vier minuten voorsprong konden ze er niet beter voorstaan en Bas, Robbe en Noah waren uitgeschakeld zonder kompas.
Toen de spelleider om klokslag acht uur het startsein gaf, kwam Emma’s team aangelopen, samen met Noah.
‘Bas, Robbe!’ riep Noah al van ver,’ Ik heb een kompas!’
‘Noah, waar was jij?’ riep Bas, ‘We hebben je gezocht. Sorry voor vanmorgen, ik, euh,…’
‘Laat maar,’ zei Noah, ‘we hebben hier een wedstrijd te winnen. Tik tak....’
‘Vollen bak!’ riepen Bas en Robbe. Robbe scheurde de derde enveloppe open.
Ze volgende de aanwijzingen die hen door het bos leidden, over het touwenparcours en door een weide met stieren. Of toch hele dikke koeien. Ondertussen werd het donkerder en donkerder. Het kompas van Noah was gemaakt van een plastic bakje met water, een kurk en een gemagnetiseerde naald. Het was dus niet zo handig om telkens te verplaatsen, maar Noah had een kruik met water mee om het bakje telkens bij te vullen.
‘Ok,’ zei Bas, ‘Hier staat: Stikstof en zuurstof vormen samen de windrichting. Zet dertig passen in die richting.’
‘Pfff,’ zuchte Robbe, ‘Dat is weer Chinees. Zuurstof zit in de lucht, maar waar halen we stikstof?’
‘Neen,’ zei Noah, ‘We hebben die stoffen niet echt nodig, alleen hun letter. Elke stof heeft een lettercombinatie in het periodiek systeem van de elementen.’
‘Ja, natuurlijk,’ zei Bas, ’Robbe, dat is zoals in de chemiedoos die we thuis hebben. Zuurstof is O.’
‘En stikstof is N,’ zei Noah, ‘Dat maakt NO, of noordoosten.’ Hij plaatste het kompas op de grond, wreef de magnetische naald nog eens goed over zijn trui en legde hem voorzichtig op de kurk in het water. De naald wees in de richting van de paddenpoel.
De dertig stappen waren niet eenvoudig om te doen. Er waren overal stekelige struiken en stenen. Robbe knipte zijn zaklamp aan, want het was intussen te donker geworden. Bij de dertigste stap kwamen ze op een smal pad met diepe moddersporen van een terreinwagen.
‘Kijk eens wat er nu staat,’ zei Noah tegen Bas.
‘Ik denk dat we vlak bij de paddenpoel zijn,’ zei Robbe.
Bas nam de brief terwijl Robbe en Noah een kijkje gingen nemen in de richting van de poel.
‘Het is een kruiswoordraadsel,’ zei Bas, ’Dat moeten we misschien samen doen. Noah, heb jij een pen?’ Toen Bas opkeek, zag hij dat de andere twee in het donker verdwenen waren.
Opeens voelde hij zich helemaal niet op zijn gemak. Achter hem klonk het gekraak van knappende takjes en een koude wind blies hem in de rug. Hij huiverde. Toen hij achter zich scheen dacht hij een gedaante te zien.
‘Noah, Robbe, wacht!’ riep hij, en stormde blind enkele meters in de richting van de poel. Met een stevige smak botste Bas op Noah, viel en rolde van de steile oever. Noah greep Robbe die naast hem stond nog bij zijn schouder, maar hij viel met zijn volle gewicht en trok Robbe mee. Samen struikelden ze over iets groot en zacht. Het voelde als een slapende hond. Ze rolden schreeuwend de berm af. Met een vettige plets landden ze in het koude poelwater.
‘Jak,’ zei Bas en spuwde het vieze water uit zijn mond. Hij hoorde zompige passen en hijgen alsof iemand een hele zware inspanning deed, maar hij zag niks. Hij veegde de modder met zijn mouw uit zijn gezicht. Zijn bovenarmen brandden van de netels die hij onderweg was tegengekomen.
‘Robbe?’ riep hij.
‘Ja, hier!’ riep Robbe terwijl hij moeizaam overeind kroop, ‘Mijn rug doet pijn, ik ben op een steen gevallen, denk ik.’ Robbe probeerde recht te staan op de glibberende ondergrond.
‘Volgens mij zit het hier vol bloedzuigers en teken,’ gruwde hij.
‘Walgelijk.’ zei Bas, ’Hoe erg is je rug? Kan je stappen?’
‘Het gaat wel denk ik. Het is niet zo erg. Waar is Noah?
‘Geen idee. Noah? Bas, heb je je zaklamp nog?’
‘Neen, ze is gevallen. Noah!’
‘Noah!’
Het bleef stil.
‘O shit, Robbe, straks ligt hij onder het water. Ik zie niets. Ga jij mama en papa halen, ik probeer jouw zaklamp te vinden.’
‘Maar Bas, ik heb ijskoud,’ jammerde Robbe.
‘Jezus, loop dan, dan krijg je warm. Als Noah nog in het water ligt, hebben we niet veel tijd.’
Bas hoorde Robbe hijgend de berm opklimmen en op drassige sportschoenen weglopen. Zelf waadde hij door het ondiepe riet aan de kant van de vijver. Zijn doorweekte kleren plakten aan zijn ijskoude rug.
‘Noah! Waar ben je?’ riep hij met trillende stem.
Nog geen tien minuten later denderde de terreinwagen van de spelleider tot aan de vijverrand. De grote spotlichten op het dak verlichtten de hele vijver. Papa en de spelleider sprongen uit de auto.
‘Waar is hij?’ vroeg papa.
‘Ik weet het niet, ik zie hem nergens,’ bibberde Bas die uit het water geklauterd was. De spelleider sloeg een deken om de schouders van Bas en zei, ‘Hij zit in ieder geval niet meer in het water. Ik kan de hele poel zien en die is hier helemaal niet diep. En kijk daar.’ Hij wees naar sporen links van de plek waar ze erin getuimeld waren.
‘Zie je die sleepsporen bovenaan? Iemand heeft hem over het gras getrokken.’
‘Wat doen we nu?’ vroeg papa.
‘Ik laat over de hele camping omroepen dat het geocaching spel stopt en dat iedereen Noah moet zoeken. Zelf kam ik voor de zekerheid de vijver nog eens uit.’
Hij haalde z’n walki-talki boven en terwijl hij instructies gaf, haalde hij zijn lieslaarzen uit de koffer.
6. Emma
De boxen piepten en kraakten; ‘Aandacht, aandacht. Het geocaching spel wordt voorlopig stopgezet. We vragen aan iedereen met aandrang om uit te kijken naar Noah Wolfs, een blonde jongen van 12 jaar die een kwartier geleden verdween aan de rand van de ondiepe vijver.’
Emma schrok.
‘Julie, dat is Noah,’ zei ze, ‘We moeten helpen.’
‘Natuurlijk,’ zei haar zus, ‘Wil jij naar zijn tent gaan kijken? Of aan het zwembad?’
‘Ik denk dat ik eerst eens ga kijken bij de caravan van zijn pleegouders. Kijken jullie aan de bootjes en de speeltuin?’
Emma spurtte over het zanderige bospad naar de caravanweide. Het licht van haar zaklamp danste op en neer over het pad en de struiken. Tot het plots op een stukje reflecterende strip in de bosrand viel, wat Emma’s aandacht trok. Ze stopte bruusk. Was dat Noah?
Ze scheen vanaf het pad in het bos op de plaats waar ze de reflectie had gezien. En toen zag ze hen.
Rick en Lars stonden met een veldspade boven een grote kuil gebogen waarin Niels drie schatkistjes en een kompas had gelegd. Het reflecterende stukje was een band op de trui van Niels.
‘Wat doen jullie hier?’ vroeg Emma.
De jongens keken verschrikt.
‘Laat maar, ik zie het al. Valsspelers,’ briesde ze, ‘Hebben jullie die schat die wij gisteren moesten vinden daar ook bij liggen? Kleuters. Jullie zouden beter helpen om Noah te zoeken.’
‘Wegwezen,’ siste Rick naar zijn broers, die alles lieten vallen. Ze stoven alle drie het donkere bos in.
Emma draaide zich boos om en rende verder naar de caravan.
Aan de caravan zag ze alleen Robbe zitten in een warm fleece dekentje.
‘Dag Emma,’ zei hij.
‘ Dag Robbe, waar is iedereen? Zijn jullie Noah kwijtgeraakt in het bos?’
‘Neen, aan de paddenpoel. We waren bijna bij de schat toen Bas tegen ons is gebotst en we alle drie in de poel zijn gevallen.’
Robbe rilde, ‘Wie weet is hij wel verdronken.’
‘In de paddenpoel?’ vroeg Emma, ‘Die is misschien dertig centimeter diep, dat kan niet. Volgens mij is er iets anders aan de hand. Ik ga kijken aan de poel.’
‘Daar is niemand meer,’ riep Robbe haar na, ‘Alleen misschien de spelleider. De rest zoekt in het bos.’
Emma rende over het smalle pad naar de poel. De terreinwagen kwam in tegenrichting en verblindde haar met zijn felle lampen. De spelleider stopte en liet zijn raampje zakken.
‘Waar ga je naartoe?’ vroeg de hij, ‘Ik heb de hele poel uitgekamd, daar is hij niet.’
‘Ik wil gewoon eens gaan kijken,’ zei Emma, ‘Ik heb een voorgevoel.’
‘Zou je niet beter zoeken waar het zinvol is? Ach, je doet maar. Wel voorzichtig zijn!’
‘Altijd,’ zei Emma. De terreinwagen trok op zodat de modder overal in het rond vloog.
‘Jak,’ dacht Emma. Ze veegde een spat modder van haar wang.
Bij de poel was het stil. Emma zette haar zaklamp uit, zodat haar ogen konden wennen aan het donker. Ze stond aan de kant van de afgrond, hield haar adem in en sloot even haar ogen. Ze luisterde. In het struikgewas rond haar hoorde ze het gebruikelijke geritsel. Er waren krekels en ergens in de verte hoorde ze een uil. Maar dan rook ze iets. Een vage brandlucht, als van een kampvuurtje. Ze opende haar ogen en speurde in het rond. Links van de poel zag ze in de verte achter het struikgewas een lichte gloed. Daar was een kampvuur!
Behoedzaam sloop Emma dichterbij. Ze zag twee gestalten zitten en toen ze dichter en dichter kwam hoorde ze stemmen zacht praten.
7. Wie redt wie?
Toen Noah in de poel landde, wist hij het al. Het was geen slapende hond waarover hij gestruikeld was, het was een mens. Omdat hij al een vermoeden had wie het kon zijn, was Noah zo stil en zo snel mogelijk uit de poel naar boven geklommen. Hij wou niet dat Bas en Robbe zijn vader zo zouden leren kennen. Noah huiverde van de kou en de ontzetting toen hij zag dat papa laveloos in het gras lag. Hij had een bijna lege fles wijn in zijn hand geklemd.
Voorzichtig nam Noah hem vast onder zijn broodmagere armen en sleurde hem door het gras naar het pad. Daar was zijn vader mompelend bijgekomen en recht geklauterd.
‘Noah, ik… ik ging je net een briefje schrijven.’
‘Kom maar,’ zei Noah, ‘We hebben ijskoud, we moeten een vuurtje maken.’
‘Goed idee, goed idee,’ mompelde zijn vader en leunend op Noah strompelde hij verder.
Aan het warme vuur dat Noah’s papa had gemaakt waren ze allebei wat bijgekomen. Noah’s papa vertelde dat hij bij de laatste schat nog een brief in een fles wou achterlaten, maar dat de fles nog niet leeg was.
‘Ik moest hem dus eerst leegdrinken,’ zei hij.
Noah knikte.
‘En toen moet ik in slaap gevallen zijn.’
‘Papa, waarom ben je hier eigenlijk?’
‘Omdat ik je mis. Ik mis ons. Jou, mama en ik. Ik heb mama al meer dan twee jaar niet gezien, ik had geen idee dat ze ziek was. Maar,… ik drink soms een beetje teveel denk ik.’
Noah zweeg.
‘Ik had gehoord dat je hier op vakantie was en… ik ben niet boos op je pleegouders of zo. Ze geven je een onbezorgde zomer, wat ik niet kan. Maar ik mis ons. Ik wou je zien.’
‘Dat is leuk, papa. Ik mis je ook wel. Het gaat al veel beter met mama, maar… Ik begrijp niet waarom je mij wou tegenwerken.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Ik begrijp dat je de tweede opdrachtbrief hebt gestolen om de plaats van de cache te kennen, maar waarom heb je het kompas gestolen?’
‘Gestolen? Ik heb niets gestolen. Ik kende de plaatsen van de schatten omdat ik de map van de spelleider heb kunnen inkijken toen die even koffie gaan halen was. Hij doet zijn kantoortje nooit op slot.’
‘O. Maar waarom heb je dan geen boodschap gelaten bij de tweede schat?’
‘Tja, Noah, ik wou wel. Die avond was ik niet helemaal mezelf. Ik…’
‘Juist ja. Je had teveel gedronken.’
Noah’s vader zweeg en keek naar het vuur.
‘Sorry papa, zo bedoelde ik het niet. Maar, wie heeft het kompas en de brieven dan wel gestolen?’
‘Dat weet ik niet, jongen.’
‘Maar ik wel,’ zei Emma.
Noah keek om. Het warme licht van het kampvuur fonkelde in Emma’s ogen.
‘Dat waren Rick, Lars en Niels. Ik heb ze daarnet betrapt terwijl ze verschillende schatten en een kompas aan het verstoppen waren. Als ik dat aan de spelleider vertel, liggen ze eruit.’
‘Fantastisch,’ zei Noah en hij sprong recht, ‘Dan maken we nog een kans. Kan jij ons naar die plaats brengen?’
Emma knikte.
Emma, Noah en zijn vader liepen langs het pad naar de tent van de jongens. Daar pikten ze Robbe en Bas op, die daar intussen ook warme kleren was komen aandoen.
Op de plek die Emma aanduidde vonden ze inderdaad het kompas en enkele schatten. Noah opende het kistje dat ze aan de poel hadden moeten vinden en belde de spelleider.
‘Hoi, het is Noah. Zijn we eerst?’
‘Mijn god! Noah, ik ben zo blij dat je terecht bent,’ lachte hij, ‘En ja, jullie zijn eerst. Ik denk dat we een winnaar hebben.’
8. Marshmallows.
De jongens de hun ouders zaten dicht bij elkaar op de kampeerstoeltjes rond een vuurtje niet ver van de caravan. Op een laag tafeltje stond de blinkende geocaching wisselbeker tussen de kopjes warme chocolademelk.
‘Kijk papa,’ zei Bas, ‘Hier onderaan mogen we onze namen laten graveren, naast het jaartal.’
‘Vanaf nu willen ze ieder jaar zo’n wedstrijd houden,’ zei mama, ‘De winnaar wordt er telkens bijgevoegd.’
‘Een chocomelk toast op het team én op het bijzonder op mijn zoon!,’ zei Noah’s papa, ‘Noah, ondanks alle moeilijkheden, ben jij de dapperste jongen die ik ken.’
Hij aarzelde even, ‘Ik wou dat ik even dapper was. Maar daar werk ik aan, ik ga naar een ontwenningskliniek. Ik stop met drinken.’
‘Een chocomelk toast op mijn papa!’ riep Noah. De ouders van Bas en Robbe applaudisseerden. Papa leunde wat dichter naar Noah toe, ‘Zou je het leuk vinden om vanaf nu af en toe eens af te spreken? Zonder druk, als je zin hebt? Ik wil niets meer missen van jouw avonturen.’
Noah knikte, ‘Ok, maar de volgende keer wel gewoon bellen, goed?’ Zijn papa knipoogde.
Toen alle chocomelk op was, brachten papa en mama Noah’s vader met de auto naar een hotel in de buurt. Robbe en Bas gingen de bekers afwassen terwijl Noah op het vuurtje lette.
Emma plofte met twee stokjes en marshmallows naast hem neer.
‘Ik dacht wel dat je nog wakker was. Ook eentje smelten?’ vroeg ze, terwijl ze hem een stokje aanreikte.
‘Dank je,’ zei Noah. Hij dacht aan een hele melige repliek over smelten, maar slikte zijn woorden in.
‘Weet je wat ik een beetje jammer vond?,’ zei Emma.
‘Wat dan?’
‘Weet je nog, die dag in het zwembad toen je die voetbal op je hoofd had gekregen?’
‘Ja.’
‘Jammer dat je toen meteen weer bij bewustzijn was.’
‘O ja? Wou je liever dat ik dood was?’
‘Neen, maar het was een gemiste kans’
Noah keek niet begrijpend.
Emma lachte en kwam heel dichtbij. Haar neus raakte bijna de zijne. Ze fluisterde, ‘Een kans om je mond-op-mond beademing te geven, dommerd.