Vandaag was het de tweede kampdag van Lowieke. Hij moest groene kleren dragen en er zou geverfd worden …
Dat is er aan te zien wanneer ik hem om vier uur ga halen. De regen valt met bakken uit de lucht. Ik parkeer mijn autootje en volg een vrouw waarvan ik vermoed dat ze de weg wel weet te vinden. Ze vervoegt een andere dame onder een afdakje.
'Niet veel volk' denk ik.
Dan zie ik in de verte een deur opengaan en daar verschijnen plots tientallen kinderlichaampjes. Op weg daarheen bemerk ik onder een nog groter afdak een grote groep mama's, papa's, oma's en opa's die hun oogappeltjes komen ophalen. Als zijn ze zelf kinderen, stuiven ze, met hun paraplu in aanslag, op de geopende deur met vele kinderkopjes af.
Een mama met een lichaamslengte van minstens een meter tachtig maar met het verstand van een nuljarige baby, vind het noodzakelijk om menig kinderhart de weg naar buiten te versperren. Gelukkig is er een attente opvoedster die alle grote (lees kleinzielige) mensen terug naar de speelplaats verwijst.
Dan zie ik het zoekende gezichtje van Lowie.
'Opa, opa' roept hij vrolijk en opgelucht, want je weet maar nooit wanneer die oude, verstrooide opa's komen opdagen.
Hij baant zich een weg tussen de mastodonten van grote (lees weinig verstandige) mensen.
'Opa, ik heef geverfd' zegt hij triomfantelijk.
Ik bekijk hem van kleine kop tot kleine teen.
'Ik zie het' zeg ik en wijs naar zijn met verf besmeurde broek.
'Das nie erg hè opa' vraagt hij lichtjes beteuterd.
'Neen, dat is niet erg jongen. De kleren die je draagt op dit kamp mogen vuil worden’.
Lowie haalt opgelucht adem.
Nadat we zijn rugzakje en regenjasje hebben opgepikt gaan we onder opa's paraplu naar de auto. Ik riem hem vast in de kinderstoel en zet koers naar het huis van zijn ouders.
Net vertrokken zegt hij:
'Opa, ik moet wel plassen'.
'Dat is geen probleem' antwoord ik, 'we zijn dadelijk thuis'.
'Maar ik moet wel dringend plassen' riposteert hij heel gevat.
We moeten slechts enkele kilometers en evenveel minuten rijden, dus zeg ik hem:
'We zijn er bijna. Kan je nog even wachten?'
'Ik zal nog even ophouden' weet Lowie mij te zeggen, 'maar ik moet wel dringend'.
'Dat is flink Lowieke. Grote jongens kunnen al even wachten en hun pipi ophouden' is mijn antwoord (hoe gevatter kan je zijn ...).
'Maar het is wel dringend' herhaalt hij nog even, om zeker te zijn dat ik het begrepen heb.
'Ik heef nog niet in mijn broek geplast' zegt mijn kleinzoon honderd meter verder en zes seconden later.
Ik begin mij langzamerhand zorgen te maken.
'Dat is goed jongen. Jij kan al goed ophouden' is mijn repliek.
'Maar ik moet wel dringend plassen' hoor ik hem zeggen, waarbij ik hem verdenk dat hij toch stiekem een eerste straaltje loost.
'Als je nu in je broek plast dan zijn je kleren nat, maar dan is de autostoel ook helemaal nat en dan moet opa die wassen' probeer ik Lowie aan zijn verstand te brengen in de hoop dat dit de aandrang van mijn kleinzoon zal temperen.
'Ja, en da mag nie' is het wijze besluit van de kleine.
'Maar ik moet wel dringend'. Met deze woorden onderstreept hij zijn betoog.
'Kijk Lowieke, we zijn in uw straat. Nu mag je bijna plassen' probeer ik aan mijn Manneken Pis uit te leggen.
'Ja oef, want ik moet wel dringend, hè opa'.
De korte rit lijkt uren geduurd te hebben.
'Ik parkeer de auto, ik neem je uit je autostoel en neem je rugzak en jasje' murmel ik om hem bezig te houden.
'Loop maar naar de voordeur'.
De seconden tikken voorbij.
De deur gaat open en Lowie gaat 'op zijn gemak' naar het toilet.
'Eerst het lichtje aandoen' zegt hij, terwijl ik denk:
‚Vooruit, doe wat je moet doen'.
Dan hijst hij zich op de toiletbril.
'Ik doe pipi' zegt hij, 'en ik heef nie in mijn broek geplast'.
Dat laatste, daar moet ik me nog even van overtuigen. Ik kijk in zijn onderbroekje en zie een minuscuul vochtig vlekje.
'Flinke jongen, mijn Lowieke' denk ik en geef hem een kusje.
Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.
Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.