De zon staat stil.
De schaduwen vallen.
Maar dat is enkel het begin.
De wind bezoekt alle verborgen hoeken
Onder struiken, onder bomen, tussen het gras,
Waar geheimen worden begraven
Goud op plaatsen
Waar de zon niet zoeken kan
Ondergrondse verlangens maken demonen wakker.
De zeis en de bijl dansen in het wild.
De oogst word samengebracht.
Aren vallen bevrijd van de steel.
Vergeten en verduisterd, overschaduwd door het werk dat altijd doorgaat.
Daar begraven ze zich tegen de vogels in de lucht.
De geur van gerst doet de boer dromen van bier. Drink. Drink.
Diep, diep beneden bewegen ontelbare poten en ontelbare ogen over verwrongen vormen. Tussen de wortels van de eik nestelt zich een mysterie.
Wie waagt zich om zich dronk te maken aan fantasy en hoop?
Wie waagt te vliegen in de sferen van de Goden zonder de vrees oneindig diep te vallen?
Wie kan stappen op de lucht?
Houten banken staan in wirwar patroon op het plein.
Studenten leren op elke plaats anders.
Twee pollen zwerven samen in de lucht.
Hun tocht doet niemand iets.
Op een haarbreuk na.
Breken ze mijn hart.
God is hier.