mijn oude grootmoeder was een dichteres
ze droeg een ijzeren bol in haar buik
en een koperen bol op haar kop
ze vloekte niet ze duwde lood in mijn rug
mijn grootmoeder gaf al het zink dat ze vond aan vreemde mensen
haar haar zat slecht
niet netjes
soms wel met spelden
mijn wijze grootmoeder en ik speelden met batterijen en fietswielen op de tafel
en de rook uit de stoof was een jungle die met onweer kampt
het paard dat steigert in mij
de furie uitgeraasd
verbaasd
alleen nu op moeders kamer
volg ik de vlucht van muggen
lees ik de ruggen van weggeduwde boeken
