Ze had vals blond haar en ogen als donkere gaten waarin saffieren verstopt zaten. Ik had een blik dat een maagd zou doen weglopen. Maar ik kon haar niet ontwijken, het was alsof je een hand voor je ogen hield en naar de oerknal keek. Tenslotte vroeg ik haar of ze het bizar of storend vond. En ik beloofde haar meteen op te houden, als het zo was.
'Nee,' zei ze.
Dus ik keek haar nog langer aan. Geen van ons bewoog.
'Nee,' zei ze opnieuw. Het was één van de mooiste woorden, vond ik. Wie nee kon zeggen, kon alles zeggen. Ik was verstomd en bevroren. Bovenal alert als een jagende wolf, want in mijn hoofd kon ik rennen, springen en duiken.
'Jij mag me aankijken wanneer je maar wil,' zei ze toen.
Ik beloofde het haar in gedachten.
Ze glimlachte en er verscheen kleur op haar wangen. Iets wat ik nog nooit eerder bij haar zag. Ze was een lijkwade van een koningin, en die blozen meestal niet. Behalve dan vandaag.
'Ik vind je mooi,' zei ik maar na een pijnlijke stilte. En ik hoopte dat ik niets verkeerds zei.
'Nee,' zei ze.
Ik probeerde opnieuw. 'Je bent zonlicht, en ik verbrand mijn ogen al starend naar jou. Toch heb ik geen spijt. Al ben je het laatste wat ik ooit zal zien en het enige wat ik me nog zal herinneren.
Eigenlijk kan ik me niets mooiers bedenken.'
Als er nu een taal bestond waarin ik jou kon beschrijven, bedacht ik. Maar nee, daar ben ik niets mee. Want beschrijven betekent iets zeker weten. En ik kan jou nooit zeker weten, omdat ik je niet begrijp. Ik zou een levenlang bij je moeten zijn. Je compleet moeten ervaren. Je moet je aan me geven, elke dag opnieuw. En elke dag zal ik het verdienen dat je aan me gegeven wordt.
Ze las dit alles in mijn ogen, doorheen de memos van rook en vuur.
'Nee,' zei ze opnieuw.
En ik slikte. Ik dacht aan regen. En messen waar bloed vanaf droop. Maar wat ik ook dacht, ik zweeg.
'Zeg maar niets meer,' zei ze. 'Ik weet al lang wie je bent.'
'Ja?' Ik was goed in ja zeggen. Ik schoot als een raket de ruimte in. Misschien kon ik nog landen op haar planeet.
'Helaas,' zei ze toen. 'Ik kan geen ja zeggen.'
'En ik kan helaas geen nee zeggen.'
We zwegen beide een tijd. Terwijl haar ogen als zoeklichten mijn ziel doorgrondden. Geen idee wat ze kon vinden, ik ging zelden naar mijn afgrond toe.
'Nee,' zei ze toen nog eens. En toen kuste ze me en hield me vast. Steeds vaster en vaster hield ze me vast. Toen keek ik haar aan en liet haar nooit meer los.