Gurkje leert koken

1 okt. 2017 · 7 keer gelezen · 2 keer geliket
Gurkje leert koken                  

 

‘Koos’, zei mam, ‘ik ga een baantje zoeken.’ Het was bij het avondeten, we stopten met kauwen en keken schuw naar pap. Hij liep rood aan, we doken een beetje in elkaar.

‘De jongens worden groot, ze hebben me niet de hele dag meer nodig.’

‘Ik verdien toch genoeg,’ zei pap. Zijn stem gromde, als een hond aan de ketting. We wisten niet of de ketting goed vastzat.

‘Daar gaat het niet om,’ zei mam, ‘jij hebt je werk, de kinderen zijn naar school. Wat moet ik dan de hele dag doen? Of wil je soms dat ik ga tennissen en sherry drinken?’

Pap ging zonder iets te zeggen van tafel, de grom was in zijn bewegingen gezakt. Hij pakte de krant. Mam begon te bidden, haar bord was nog niet leeg.

‘Meiden,’ zei mam, ‘afruimen en de vaat doen. En doe de keukendeur dicht.’ Harm en Sjaak verdwenen naar boven. We stonden op en pakten pannen, stapelden borden, voorzichtig, beducht om geluid te maken.

‘Doe niet zo ouderwets,’ zei mams stem aan de andere kant van de deur. Paps bromstem was niet te verstaan. We deden de vaat in de aangeleerde volgorde, eerst de kopjes en de glazen, dan de borden en het bestek, de pannen het laatst. De bromstem ging omhoog en omlaag, mams stem klonk steeds sussender. Het water in het teiltje werd viezer. De stemmen uit de kamer daalden tot een gezoem, als van boze hommels.

‘Al goed, doe jij verdomme je zin maar,’ schreeuwde pap, ‘en je ziet maar hoe je het allemaal regelt.’ Een deur sloeg dicht, er werd gevloekt en gestommeld op de trap. We keken elkaar even vragend aan, keerden het teiltje om, namen het aanrecht af, sloten de keukenkastjes.

Twee maanden later had mam werk als receptioniste, voor drie dagen in de week. Ze zag er jong uit toen ze het ons vertelde, blij, stralend, een beetje hip.

 

Het was de derde dag dat mam gewerkt had. ’s Avonds was het stil aan tafel, we aten laat, half zeven. We luisterden naar de tiktak van de klok en prakten onze aardappelen, gebogen over onze borden. Alleen pap en mam zaten rechtop, tegenover elkaar, en zwegen. Ze zwegen hoorbaar, totdat hun zwijgen de klok overstemde. Na het bidden mompelden Sjaak en Harm iets over huiswerk en verdwenen. Wij ruimden af, deden de vaat en gingen boven ons huiswerk maken.

Om tien over acht schoot de schelle stem van mam uit. Pap stikte bijna in zijn woorden. Ze hadden het over stofzuigen, boodschappen. Om half negen klapten we de schoolboeken dicht, poetsten onze tanden, trokken onze ponnen aan. Om negen uur sloegen we de dekens van ons af en gingen met ons oor tegen de vloer liggen. Mam gilde ‘Je gunt me ook niks.’ We waren bang dat mam weer weg zou lopen maar er klonken geen deuren, alleen gillende, tierende stemmen.

De klok sloeg tien, we hadden maar kort gehuild. Koud geworden, waren we terug in bed gekropen. Pap schreeuwde ‘Ik kan het toch niet gaan doen, wat zullen m’n broers zeggen.’ ‘Ach, jij en die rottige broers van je.’ Er volgde een onbekend geluid, het leek op huilen. Daarna de stem van mam, sussend, die van pap klonk bibberig. In de stiltes daartussen het tikken van de klok.

 

Bij het ontbijt deelde mam mee dat wij voortaan het huishouden moesten doen, zij kwam daar niet meer aan toe. Ze somde de taken op, dat duurde even.

‘En Harm en Sjaak,’ vroegen wij, ‘wat moeten die doen?’

‘Die hebben huiswerk,’ zei mam.

‘Dat hebben wij ook.’ Toen zagen we de pollepel naast mams bord en hielden onze mond. We keken op. Harm en Sjaak kwamen binnen, slaperig.

‘Meiden,’ zei mam, ‘je weet het brood en de broodplank te vinden, aan de slag. Sjaak krijgt acht boterhammen mee en Harm zeven.’ We bewogen niet. Pap kwam beneden.

‘Wat kijken jullie verdomme chagrijnig,’ zei hij tegen ons. We keken van pap naar mam naar de pollepel en kwamen in beweging.

 

Na een week of vier begonnen we een soort van routine te krijgen. ’s Morgens gaf mam aanwijzingen en opdrachten, voor school maakten we de bedden op en smeerden brood voor Harm, Sjaak en onszelf. ’s Middags haastten we ons uit school om boodschappen te doen, het huis aan kant te krijgen, te koken. ’s Avonds na de afwas zetten we koffie voor pap en mam en maakten boven ons huiswerk. Op zaterdag streken we en op zondag gingen we naar de kerk. Het meeste deden we zoals mam het bedoelde, dachten we, hoopten we.

Het koken ging niet altijd zoals pap het bedoelde, de aardappelen brandden aan, het eten was te laat klaar, we waren het zout vergeten. Smoesjes, smeekbeden en excuses hielpen dan niet. De volgende dag deden we nog beter ons best, met een steen in de buik.

 

De kerstrapporten kwamen. Wij hadden zevens en achten, net als Sjaak. Harm had een vier, voor gym. Pap gebood hem te bukken, Harm zei nee. Pap haalde uit, Harm weerde diens hand af en sloeg hem vol op de bek. Wij sloegen een kruis en vreesden Gods oordeel. De bliksem bleef uit, de aarde scheurde niet open, pap vloekte, sloeg met de deur en ging een eind fietsen. Harm grijnsde. Met Kerstmis was alles weer normaal, het stalletje stond, de kaarsen brandden en we aten witlofsnot en ander feesteten. Mam had gekookt.

Begin februari hadden we te weinig suiker in de appelmoes gedaan. Pap gooide een lepel naar ons, miste. Er brak iets bij ons, van binnen, een dam ofzo. We dachten aan de kerstrapporten en stonden op. Ik mat Corrie met mijn ogen en zij mij met de hare. We waren kleiner dan pap. Harm en Sjaak stonden op. Pap zag ze rijzen en stond bewegingloos. Toen stortte bij mij de vloed naar buiten.

‘Doe het voortaan zelf, klootzak, als je het beter kunt. We zijn verdomme je dochters en we doen ons best maar Jezus Christus, het is nooit goed genoeg. Er kan toch godver wel eens een complimentje vanaf, of een bedankje.’ Ik stampvoette en gooide mijn bord op de grond, het brak voor zijn voeten in stukken. Harm zei ‘Gurkje’ en maakte een gebaar van tegenhouden. Er zat een tafel tussen en trouwens, ik was nog maar net begonnen. Ik schold pap uit voor huistiran. De ader bij zijn slaap klopte vervaarlijk, het deerde me niet, ik smeet er woorden uit als oudbakken fascist en rechtse zak en stampvoette weer.

Corrie was stokstijf blijven staan, nu zeeg ze terug op haar stoel en begon te huilen. De aanblik van mijn bibberende, jankende zusje werd me te veel, ik viel stil, verward, trillend, niet wetend of ik de scherven zou opruimen. Corrie snikte met een snorkende uithaal en ineens wou ik haar troosten, beschermen. Onvast legde ik een hand op haar schouder.

Harm haalde de suiker uit de keuken en deed er een schep van in de appelmoes, grijnzend. ‘Ziezo.’ Sjaak ruimde de scherven op. Iedereen ging weer zitten. We aten Saroma als toetje. Bananensmaak.

 

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

1 okt. 2017 · 7 keer gelezen · 2 keer geliket