Haar handen die mij baadden
tot ik zacht in badstof werd omzwachteld als kostbaar glas
Haar handen die mij optilden tot er te veel mij was
& dan aan mijn wang plakten als het omgekeerde van een klap
Haar handen die mij gidsten in een wirwar van straten
Haar handen die taartbeslag draaiden & draaiden
in de kom
& ik volgde
Haar handen op mijn schouders
Haar handen die voelden of ik gloeide
Haar handen die mij vouwden als het heiligste gebed
Haar handen waarvan ik dacht dat ik ze jaren zou meedragen als
aangroeiend erfgoed
Waarom nu ik zo oud ben als zij was
toen ik in haar handen lag als warme was
waarom kreeg ik zo anders vorm
Waarom ontstond zo’n zonderlinge schepping
uit haar aard, uit haar gaven
Waarom zijn mijn handen zo verzwaard
dat ik moet graven
Waarom sinds zij mij losliet
zoek en zoek ik haar vingerafdruk
om mij te ontgrendelen
Waarom vind ik haar niet
Mijn handen, mijn handen
Ik oefen, ik zalf hun groeven
Ik ga met mijn handen op wandel in de koude
geborgen door wol
Ik haal ze over mijn gelaat als het omgekeerde van klauwen
Ik laat ze leiden,
laat ze de maaltijden bereiden die mij mondjesmaat in leven doen blijven,
kruis ze over mijn borstkas
als een poortwachter in ridderharnas
& wrijf over mijn bovenlijf in een parodie van omarming
Ik leg ze languit op mijn voorhoofd
Ik leg ze open in mijn schoot
Ik bied mij troost
Dan pas zijn ze daar, haar
handen in mijn handen