Ik ken haar goed. De vrouw van de vermiste geest. Ze woont hier in het bos. Op een verloren dag heeft ze de leegte uitgekamd en vond de bron van het bestaan.
Het toeval lacht nooit als de rampspoed sneller is. Wanneer de overmoed weer zotte kleren draagt. Ik heb de diepe lade goed doorzocht nochtans.
De naald, het rolletje met nylondraad dat al mijn wonden gapen zag. Iemand heeft ze meegenomen naar een workshop waar men poppen repareert.
Hij zal niet spoorloos blijven, mag mijn lichaam niet vergeten want ik heb een hekel aan de clown die dan vier touwtjes aan mijn ledematen bindt.
De glimlach van de vrouw met de vermiste geest is al een keer verliefd geweest op deze mond en als die lachbek in die boom dat wil, dan mag er ook een koord rondom mijn nek.
Als er een hijskraan nodig is om deze harlekijn op zijn toneel te krijgen, at hij weer eens soep met vloeibaar lood. Wat is hij toch mallotig dom.
In het publiek daar zit zij al. Vandaag weer eens alleen. Het zijn die welbekende glimlach, open schedel, dat gevoel dat zij mij geeft wanneer zij mij beroert.
Zij weet dat ik de leegte niet meer vrees. Ik ken haar goed de vrouw met de vermiste geest. Ze heeft weer vlinders meegebracht, de buik ook van een zwoele nacht.
Ik wil haar strelen. Overal en nergens zal er nog iets overblijven van mezelf. Haar tong weet hoe dat moet. Om elke twijfel in mijn hart voluit te lynchen.
uit de reeks 'Hormonoloog'