Hannelore en de hellehond (5)

7 nov 2017 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

 

Cezaar vrat, het was vier uur en tante Hannelore stelde voor de delhaizethee te proberen. Ik zei dat ik daar maar weinig van geloofde. Rustgevende thee?

“Drink dan een glas water”, zei ze. Ze boog zich voorover, haar koppeltje wiebelde en ze vulde een glas onder de kraan.

“Ze zijn eruitgewassen”, stelde ze me gerust, “de vlekken uit je pyamabroek”.

Wou ze met mij een gesprek aanknopen over propere beken en andere lozingen?

 

Hannelore kende weinig taboes en zei dat ze zelf ook zelfbehulpzaam was.

“Het is wel veranderd sinds jij hier woont”, ging ze verder, “vroeger moest ik niet nadenken over waar en wanneer.”

Ze bloosde licht en haar warme ijs smolt nu allicht iets sneller.

Wat moest ik daarop zeggen? Dat ik het met de tijd normaal was gaan vinden dat iemand stond toe te kijken, als ik mezelf behielp?

Neen, ik had beslist om het meer haar niet hebben over Ignace Somers.

 

 

Maandag 26 september was wel een nazomerdag.

In een tuin is er altijd wel een hoekje dat wilt bloeien, dat het niet opgeeft, al wordt de bodem zuur en zijn de winters te nat.

De herfstasters en het Chinese lampenpoetsersgras lieten zien waarom ze leefden en duldden die dag geen contrast met nonchalant onkruid.

Mij zond ze naar boer Huppeldepup om witloof en zelf kroop ze haar tuintje in om te wieden.

Ik was niet lang weg want boer Huppeldepup is een witloofboer en die doen niets anders dan in donkere koten wroeten en rondrijden met edel wit. Ik kwam hem tegen en kocht een kilo van zijn gewassen.

 

Ik keerde terug naar Preekboomstraat en warm herfstwindje blies me rond de oren. Hannelore was gaan kruipen en aan het wieden geslaan tussen het paars van de asters en de sierlijke grassen.

Het was datzelfde septemberbriesje dat het kleedje omhoog wierp waardoor het voor een deel op haar rug kwam te liggen. Ignace sloop dichterbij, ging op zijn knieën achter Hannelore zitten. Hij opende de rits van zijn broek en wreef met zijn beste hand over haar rechterborst.

Hannelore reageerde niet. Ze schrok noch glimlachte en Ignace haalde zijn stijve snikkel uit zijn broek en naderde haar muis, maar een onkruidhand verscheen tussen haar billen en leidde zijn fluit naar haar strontgaatje waarin hij verdween.

Ignace bewoog heftig, Hannelore amper.

Hadden ze mij dan niet gezien? En ik riep : “Tante Hannelore, hier ben ik, met de witloof.”

 

Het beeld stopte, tante Hannelore stond recht en veegde zich de handen af aan het kleedje.

“Oei, dat was ook niet handig”, zei ze en keek me aan.

“Je lijkt van slag, Ricky”

Ik zei dat ik het gezien had, hoe de wind haar kleedje omhoog blies, “en alles daarna!”

“Wat zag je?” vroeg ze en liet het kleine harkje vallen.

“Wel… ik zag je kont, je tuin en hoe die…”

 

Ze legde haar rechter wijsvinger op mijn lippen en deed me zwijgen.

“Wat je zag is echt, dat ben ik, dat ben ik helemaal”, en ze knoopte het witte kleedje los. Het viel op enkele sprietjes handjesgras.

“Nu zie je alles,” fluisterde ze, “zo biezonder is dat niet, een vrouw in de dertig, maar wel met een nog rimpelloze buik, die nog geen kinderen baarde”, en ze legde mijn hand op haar buik.

Daarna trok ze mijn short naar beneden. Ze begon mijn plasser te verwennen en ik kwam klaar op haar billen.

 

 

 

pagina vijf van

Hannelore en de hellehond’

(deel 3 van mijn e-boekje ‘Ricky Minnaerts Somertijd’)

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

7 nov 2017 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket