Toen ik op een dag Veuve Clicquot leverde had ze me in het kruis getast, was er geen loskomen meer aan, lag ze na zeven geuten van de warmste lava uit te hijgen die Sappige Siska, van alle ‘misère humaine‘ die ze uit me gekregen had. Zij was ingedommeld en ik was gaan lopen met een zak gouden boudewijns.
Als relikwieën verzamelde hij ze en het meeste kreeg ie van Didier D., die erachter gekomen was dat een Brugse gek de fameuze opname in handen gekregen had.
Hij had veel. De zieke pentekeningen van Michel Nihoul, kreupel prinselijk zaad in potjes, opgedroogd maar de mankementen waren onder een microscoop nog altijd duidelijk zichtbaar. En kopijen van louche contracten, aangaande Eurosystems, Ghelamco, Blaton, een koffer met aandelen van Harmony Gold Mining, zwijggeld van De Pauw.
Ook het dagboek van Andras Pandy, de collectie sodomistische dia’s van Benoît de Bonvoisin, het touw van Paul Latinus, een mes van de beul van Berlare en het pistool waarmee hij omgelegd was André Cools.
Een zootje was het bij Justitie en met goud, met aandelen aan toonder kon een verzamelaar er toen best veel kopen.
Ignace had de meest waanzinnige verzameling, in zijn appartement boven de Delhaize en hij was die middag met de Daf nog eens gestopt bij de Lunch Garden in Jabbeke, had er van Tuna een koffie gekregen die nog zwarter was dan de haaientanden die ze aan een koordje rond haar nek gedragen had, die eerste nacht toen zij de verse kuit gevangen had, Kiss weerklonk, Sehnsucht van Rammstein, zij hem van de meeste pijn verloste, hij met losse tong ging meezingen, gelikt had aan de weke poorten van de onderwereld.
Zijn gsm ging af. De ringtone 'Ground control to Major Tom' weerklonk in het restaurant. Het was Fraeyman die hem uitgerekend nu opbelde, net nu hij Tuna wilde uitnodigen om op zijn appartement ibbele gedichten, bizarre dagboeken te lezen, dia’s te bekijken, moordrekwisieten en andere zottigheden te bepotelen.
“Dat het deze keer goed fout gelopen was in de Harmonie, dat er een echte kogel in de trommel gezeten had, dat een Zweedse kok die door het hoofd gekregen had, zijn vrouw hysterisch en poedelnaakt thuisgekomen was, dat hij Ignace, de rex belgarum omnipotens, haar moest komen kalmeren,” klonk het door de oude Nokia.
“Die is helemaal zot geworden”, zei Ignace tegen Tuna, terwijl hij zijn hand op het toestel hield. Daarna sprak hij tot Fraeyman"die rex huppeldepup geen heiland was, dat ie maar moest voorlezen uit Macbeth, ze dan wel rustig zou worden en alles begrijpen zou.”
“Macbeth?”, glimlachte Tuna en ze trokken naar Igance’ appartement, die tweede septemberdinsdag in het tweede jaar van het nieuwe millenium.
Een gloed bekroop hen daar, vanuit de onderste ledematen. Wereldvreemd, bovenaards was dat gevoel en het werkte allebehalve verlammend.
Intussen zaten ze muisstil, de andere stervelingen dezer planeet, gekluisterd aan hun schermpjes. Monotone helikopterbeelden.
Ignace' hoofd lag na een tijdje op haar schoot in dartel zonlicht en straks kwam er nog een knal, deinden partikels uit. Greyish dust, and silence doomed.
'Staub und Sensucht', laatste deel van het kortverhaal 'Harmony Gold'
uit de reeks 'Ignace Somers'