Hart van Kleuren

30 okt 2016 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

Een indrukwekkende bliksemschicht schroeide door de nacht. De hemelverscheurende donder liet de wolkenkrabbers van de metropolis schudden op hun grondvesten. Alles was plotseling gekomen; de donder, de flits die de hemel in vlammen leek te zetten. De regenstorm volgde snel. Honderden dikke druppels stortten uit de hemel en spatten op de asfaltweg open.

Op de stoep stond een man. Hij heette Enoch.

Enoch was geen normale man. Hij droeg abnormale kleding in allerlei kleuren met op zijn gele haren een gouden hoed. Ondanks de regen lachte hij en zijn grasgroene ogen lachten mee. Hij was het enige lichtpuntje in deze duistere wereld. Een kleurrijke vuurtoren in een oceaan van zwarte paraplu’s, pakken en gebouwen.

Enoch richtte zijn vinger naar de hemel, vragend om aandacht.

Maar niemand keek.

Hij bolde allebei zijn handen en legde ze op elkaar.

Niemand zag hoe een bol van kleuren tussen zijn handen groeide, toen hij ze weer van elkaar scheidde. De bol gaf een warm licht af en straalde over de zwarte oceaan.

Maar niemand zag het.

Toch lachte de man en toen hij zijn hoofd naar de hemel boog, lachte hij hardop in de stortregen. De kleurenbol straalde als vuur tussen zijn handen. Hij hijgde en met iedere hijg blies hij een dampend wolkje de koude wereld in. De bollen waren puur, gecreëerd uit de energie uit zijn hart. Hij pijnigde hem in zijn borst en vermoeide hem met iedere dag dat hij dit deed. Maar toch bleef hij het doen.

Mensen in zwarte kleding liepen voorbij. Ze hadden allemaal één hand om de stok van hun paraplu geklemd. Ieders gezicht was naar de grauwe stoeptegels gericht.

Enoch zuchtte. De bol nam in licht af. Toen verloor het kleur. De zwarte bol vermengde met de zwarte omgeving. Hij liet zijn armen zakken en de bol vervaagde.

Het rinkelende geluid van munten die neervielen, liet hem opschrikken. Een vrouw had een handjevol munten in zijn bakje gegooid. De regen stroomde van haar paraplu. Haar grote ogen hadden een neonblauwe kleur die leken op te lichten in de donkere nacht. Een glimlach sierde haar gezicht. Enoch lachte naar haar en bedankte haar. Daarna liep ze glimlachend weg en Enoch staarde haar na.

 

De volgende avond had hij opnieuw kleurenbollen met licht laten verschijnen. De vrouw was weer gekomen, had weer naar hem geglimlacht en had ook haar naam verteld; Catherine. De volgende avond werd de straat opnieuw verlicht door zijn bollen. Catherine gaf elke avond weer geld, altijd met een glimlach die haar gezicht sierde. Iedere avond zag hij haar weer, goed of slecht weer.

Op een avond bleef ze langer staan kijken dan de andere keren. Enoch creëerde de mooiste bol die hij kon creëeren en overhandigde het aan Catherine. Door de vreselijke pijn begonnen de tranen achter zijn ogen te prikken. Enoch dwong de tranen weg. De pijn bleef branden, maar het was het waard om te zien hoe Catherine de kleurenbol in haar handen nam. Ze bedankte hem en schonk hem de warmste glimlach die ze hem ooit had gegeven. Daarna was ze weggelopen…

 

...en niet meer teruggekeerd.

Iedere avond creëerde hij weer zijn kleurenbollen, maar niemand zag de schoonheid ervan. Niemand nam de moeite.

Dagen werden weken, weken werden maanden en maanden werden jaren. Enoch bleef hopen dat Catherine zou wederkeren, zodat hij haar nog een bol kon schenken.

‘s Nachts lag hij dan huilend in bed, zijn gezicht in het kussen gedrukt.

 

Er was een avond dat de pijn te hevig was geweest. Hij hoestte van de pijn, een droge en verscheurende hoest. Bloed galde omhoog wanneer hij hoestte. De volgende ochtend werd hij wakker, zijn kussen bevlekt met bruin, opgedroogd bloed.

Deze ochtend ging hij naar het ziekenhuis. De dokter onderzocht hem en onderzocht zijn hart.

Zijn hart was een rode massa. Gepijnigd. Bloedend.

Gebroken.

Met een gebroken hart keerde Enoch weer terug naar zijn thuis.

 

Diezelfde avond wandelde hij over straat. De zware regen stroomde over zijn paraplu en de grauwe tegels waren donker van de nattigheid.

Plots botste hij tegen iemand op. Hij keek op van de tegels en zag Catherine. De pijn in zijn gebroken hart leek weg te kwijnen, maar ze herkende hem niet. Ze stonden tegenover elkaar alsof ze vreemdelingen voor elkaar waren.

Opnieuw creëerde Enoch een kleurenbol. Hij voelde de pijn onder zijn ribben schroeien en hij was er zeker van dat zijn hart nog meer zou breken.

Maar toch bleef hij het doen.

De kleuren waren prachtig, het licht warm en behaaglijk. Maar de pijn in hem brandde. Zijn benen wankelden en hoestend - gekweld - stortte hij ten aard. Het heldere bloed vloeide dik langs zijn mondhoeken. Hij wilde de bol aan haar geven, maar toen hij opkeek, zag hij dat ze verdwenen was.

Tranen prikten achter zijn ogen, terwijl hij probeerde ze niet te laten gaan. De bol verduisterde en al het kleur en licht droop eruit. De mensen met zwarte paraplu’s en kleding passeerden hem - gezichtloos en zijn bestaan ontkennend.

Zelfs toen hij zijn stervende adem uitblies zag niemand hem en niemand nam ook daarvoor de moeite. Moeizaam liet hij zich op zijn rug rollen. De regen stortte naast hem op de stoep en besprenkelde zijn blekende gezicht.

Hij staarde naar de oneindige hemel, maar al snel werd deze bedekt door de zwarte paraplu’s.

Enoch merkte niet dat zijn ogen dichtvielen, want alles was zwart.

 

Toen plots voelde hij een liefelijke warmte. Door zijn gesloten oogleden nam hij een licht waar - zwak, maar het moedigde hem aan zijn ogen te openen.

Twee gele ogen ontmoetten de zijne. Hij zag enkel haar gezicht - een bezorgde uitdrukking. Hij keek opzij. Tussen haar handen zag hij een kleurenbol, de bron van het aanmoedigende licht. Zijn mondhoeken trokken hoopvol omhoog.

Hij fluisterde iets, maar het was bijna onhoorbaar door de regenval.

Ze keek vragend, en fluisterde iets terug.

Met het laatste beetje kracht dat hij nog bezat, tilde Enoch zijn handen omhoog, naar haar. Een laatste uitstrekking - krachteloos en verslagen.

Tussen zijn handen ontstond een kleurenbol. Het licht dat eruit straalde was feller en warmer dan elke andere bol die hij ooit in zijn leven had gecreëerd. De kleuren waren mooier dan ooit. Het laatste beetje energie dat nog in het hart van Enoch restte, werd opgebruikt voor de creatie van deze bol.

Zijn hart verbrijzelde in honderden scherven. Het begon als een dof gevoel, maar al snel volgde een scherpe steek, alsof iemand hem stak met een lange dolk.

Zijn handen trilden toen hij zijn bol met die van haar liet samensmelten.

Kleuren die voorbij de fantasie van mensen traden, ontstonden in de samengesmolten bollen.

 

Een fluistering, nu langer.

 

Enoch verloste zijn allerlaatste adem. Het wolkje dampte de wereld in.

En vervaagde.

 

‘Ik heb niets meer.’

‘Waarom niet?’

‘Ik heb alles aan de verkeerde gegeven.’

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

30 okt 2016 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket