Hemelhuis

1 mrt. 2019 · 13 keer gelezen · 0 keer geliket

Achter deze gekleurde ruiten met zijn diagonale ijzerwerk

en tussen deze korstige oude muren, zitten ze met hun jonge flaporen naar hem te luisteren.

Ze zitten met hun geschaafde knieën geparkeerd op de kerkstoelen en gebeden rollen over hun plakkerige ijzeren tongen.

Hun handen zijn slappe gekneusde vuisten. Ze horen de duivel in hun oor fluisteren.

 

Ze sluiten hun ogen, voor hem. Ze proefden de smaak van zijn mond nog. 

Hoe hij graag voor het zoenen kersensap dronk.

Zijn lippen, zo droog als de oude verf aan de muur, kuste alles.

En hoe verder hij ging, hoe meer het lam waar hij van at naar beneden zonk.

 

Thuis zwegen ze alsof de wereld daar een vreemde droom was.

Aten ze hun borden leeg,

planten prachtige bloemen in de bloemenkas 

of het kneden van vers brooddeeg.

 

Want wanneer de verkreukelde kinderen niet bij hem waren, hoorde ze wel in hun hoofd zijn zachte stem hetzelfde zinnetje herhalen.

 

Wanneer niemand het zag, maakte de wolf weer jacht op de lammeren.

Ze schreeuwde, in stilte. Hun ziel werd als schone was opgevouwen en opgeborgen. 

Maar hun huid was nooit meer schoon te krijgen. Ze boende en krabde.

Maar niets hielp.

 

Ze voelde nog de angst in hun gekrompen magen en de pijn tussen hun benen.

Alsof ze terug die lammeren waren, na al die jaren.

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

1 mrt. 2019 · 13 keer gelezen · 0 keer geliket