is het het maangras dat groeit
op je buik. je diepste kraters,
je marerug.
of je neus die nevelt op mijn lippen,
je woordenwolken, hun schemering.
je okselovens die branden. de vuurvliegjes,
de gele dwergen in je ogen
je streelkometen die vallen.
hoe je mijn hemel bevolkt.