Tante Micheline werkte in geen viswinkeltje. Het was dus niet noodzakelijk dat zij
‘s avonds, na haar werk, haar ganse lijf en borsten waste met citroenwater. Ook de video ‘Vole petit poisson’ werd in haar appartement niet opgezet als stilhoudertje voor Enzo en Falco.
Enzo en Falco waren nog als welpen die lange uren sliepen in een middagbedje zonder pampagras. Micheline werkte niet op zaterdag, zondag en maandag, Ivan, haar man, werkte in het Openbare Slachthuis van Diksmuide, alle werkdagen, en stapte na zijn werk op een bus, lijn 53 naar Oostende en daar, naast het treinstation, nam hij de kusttram naar Middelkerke.
Zijn favoriete uitbeenmes bleef meestal op zijn werk liggen, in een locker die hij afsloot met een cijfercode. Ik weet het van Ignace.
En het werd zomer, ook in dat jaar. Ik zou in de herfst van datzelfde jaar zestien worden en ik mocht nog eens gaan babysitten bij tante Micheline. “Neem zondag de trein naar Oostende,” zei moeder, “veel kleren moet je niet mee doen want het wordt warm. Daar aan de kust is het gelukkig altijd te doen als er een zeewind staat.”
In die tijd nam ik nog probleemloos een trein, bus of tram. Al was ik allesbehalve contactvaardig en zeer verlegen, ik kocht kaartjes bij chauffeurs of aan loketten met spreekgaatjes zonder daarbij te stotteren. ‘Tweede klas Oostende’, ‘één ticketje tot in Middelkerke’, alles zonder struikelen, als een pientere antilope en zo kwam ik altijd wel waar ik moest zijn.
Ook die zondagavond. Nonkel Ivan zat een geuze van Boon te drinken in de zetel, terwijl Enzo en Falco tv keken. Beertje Collargol op Betamax. Tante Micheline waste boven de pompbak voorzichtig vier borden, daarna evenveel messen en vorken. Twee lepels spoelde ze waarmee ze aardappelen en groenten had geschept.
Ze sloeg haar armen rond me, wat niet helemaal lukte, gaf me een kus op het voorhoofd en zei : “Wat ben jij groot en sterk geworden.”
Ik sliep die ochtend lang. Niemand had geblèrd en nonkel Ivan was al weg toen ik opstond, vertrokken naar zijn beestenboel in Diksmuide. Het appartement had geen uitzicht op zee, wel een dakterras en Micheline zat buiten aan een tafel te ontbijten, in een witte bikini. In haar bord lagen wat kruimels, allicht van een croissant want ze vroeg of ik er ook één wilde. Ik knikte en ze schoof het broodmandje met daarin nog drie croissants in mijn richting, begon met een molenmesje een sinaasappel te schillen.
Zoals het hoort in een tweederangs film spoot er wat schilsap uit de vrucht en de druppels kwamen neer in een glooiing onder haar hals. “Verdikke!” zei ze en trok een ondeugend gezicht dat tegelijk boosheid fakete alsof ze kwaad werd op de druppeltjes die haar mammeloesjes bijna hadden bespat.
Met een servetje wreef ze het sap weg. Enzo en Falco kwamen het terras opgestapt met hun korte pootjes en een fopspeen in de mond. Ze werden op een stoel gezet. De fopspenen moesten eruit en ze kregen elk een croissant waarop ze mochten sabbelen.
“Straks gaan we naar het strand”, zei Micheline en zo gebeurde.
Het was rond elven en ik zag ze al, de moeders met hun spruiten, die er renden, groeven en begroeven.
Die mama’s in hun bikini’s, de meeste onbedrukt, ze smeerden vel en kinderen in, ze staken borsten beter op hun plaats, ze trokken hier en daar wat aan een koordje, ik mijn zwembroek recht.
Ik keek rond, naar kinderen met mesjes, schelpen met een kartelrand, een handje vol. Daarmee kon men toen nog iets kopen. Bloemen van papier en warme zomertijd.
bladzijde drie van
'Hemelvluchten Dereyghere'
(deel 2 van 'RIcky Minnaerts Somertijd')