Op maandag 30 december kocht ik niet nog een zak chips met pickles bij Georgette, ook niet met een andere smaak. Ik was op tijd bij de winkel, die op maandag normaal gesloten was. “Dan zal niemand ons storen”, had ze vrijdag nog tegen me gezegd toen ik het winkeltje verliet.
Ik keek door de glasdeur maar zag geen licht en geen Micheline, voelde aan de klink en ging binnen.
“Micheline!” riep ik met een stem die ik anders veel zuiniger en stiller gebruik, maar er kwam geen antwoord.
Achterin het winkeltje was nog een deur, waarop een affiche hing, iets van een optreden. Er stond een jonge vrouw op afgebeeld die de veena bespeelde. ‘6 januari, vanaf 20h00, in zaal De Caproen, 6 EUR in vvk, 8 EUR aan de kassa’. De deur met vrouw en veena stond op een kier. Met mijn rechterhand nam ik het vlindermes vast dat in mijn rechter broekzak stak en met mijn linkerhand opende ik de deur.
Ik aanschouwde Micheline in een positie die ik niet verwacht had. Ze zat strak vastgebonden in koorden en haar mond was dichtgesnoerd. Een strook witte stof stak tussen haar lippen en was op haar achterhoofd dichtgeknoopt. Haar handen waren op haar rug gebonden. Ze zag eruit als één lange vlecht. Rood koord van vijftien millimeter begon rond haar nek, maakte vele omwentelingen rond haar lichaam en eindigde in een paar knopen bij haar enkels. Ze hing daar. Vier touwen hielden haar in de lucht, één zat rond haar nek, één rond haar samengebonden handen, de andere twee rond de knieën en de enkels.
Snel maakte ik de knoop op haar achterhoofd los en trok de witte stof uit haar mond.
“Laat me alsjeblieft zakken,” zei ze.
Waar moest ik de koorden het eerst losmaken? Ze mocht niet met een smak neerkomen.
Je kon met je kindertalent de ruimte breder maken en de hoogte reduceren zodat ze vanzelf veilig landde, hoor ik je denken.
Ik had andere zorgen en na vijf seconden nadenken, na enkele voorzichtige handelingen, lag Micheline op de vloer in het achterkamertje. Het was een hele karwei om de vlecht volledig los te knopen. Na een kwartier kroop ze recht, ging op een stoel zitten, zette de ellebogen op haar knieën, en liet haar hoofd rusten op haar handpalmen.
Ze was volledig naakt.
“Waar bleef Johnny, toch?” was het enige wat ze zei, toen ze daar zat.
Ze zag er uitgeput en weerloos uit.
bladzijde zeven van
'Hemelvluchten Dereyghere'
(deel 2 van mijn e-boekje 'Ricky Minnaerts Somertijd')