Ik heb tante Micheline op tijd los gemaakt en elke maandag bonden we elkander degelijk vast, volgende regels van de kunst. Op een zekere maandag vond ze dat die onderbroek belachelijk stond en snokte hem naar beneden. ‘De stoel’ bleek ook niet helemaal mijn ding te zijn. Ik kon niet helemaal vastgebonden worden, mijn bovenbenen bleven te beweeglijk.
Bij de Werkhuizen Decloedt lieten we een paal op maat maken, met dezelfde lengte als de hoogte van de achterkamer. Aan elke uiteinde lasten ze bij Decloedt een vierkante plaat met vier gaten.
Acht bouten verbonden de paal, vier de onderzijde met de vloer en vier de bovenkant met het plafond. Tante Micheline bond me steviger vast dan tevoren, rond mijn plasser reeg ze een dun koord, zodat ik in geen geval een erectie kon krijgen.
Op rustige dagen, zoals de meeste, sloot ze geregeld de winkeldeur, kleedde zich uit, ging voor me zitten en vroeg of het nog strakker moest. Meestal knikte ik. Ze kleedde zich, doorgaans na ongeveer een kwartier, weer aan en ging, ongeacht het weer, bij Georgette een ijsje kopen.
Daarna keerde ze terug, knoopte me los, kleedde zichzelf weer uit, en toen was het mijn beurt om haar stevig in te snoeren. Zij hing het liefst en het vlindermes zat al die tijd in de rechter voorzak van mijn jeansbroek.
Het werd al gauw weer lente. Het was een pollenvolle dag en de deur van het winkeltje was niet op slot. Ik had al snel door dat er iets niet pluis was.
In het achterkamertje heerste niet de stilte van gesmoorde onmacht. Er klonk het geluid van een beer die een zoete vlinder ging verslinden. Ik haalde het mes uit mijn rechter broekzak.
Ik herkende hem. Het was de man met de oprit en zijn handelingen bevielen mij allesbehalve. Micheline probeerde hem van zich af te duwen, ik haalde het vlindermes boven, klikte het open en plantte het in zijn rug.
Het duurde niet lang voor de beer bezweek en op de grond neerviel als een vlezig en bebloed ongedierte.
Micheline trok zich recht, sloot de winkeldeur en we hebben gewacht tot de duisternis viel. De opritman staken we in een grote vuilniszak, zo’n model voor wereldafval en toen de maan niet keek, hebben we hem naar buiten gesleurd, aan boord getrokken van de Oostende 82, de Antoine. We verborgen het lijk in de reddingssloep. Met een ketting en een cijferslot hebben we de sloep verzegeld.
De O.82 verging enkele dagen later voor de Kust van Calais. Er waren geen overlevenden.
pagina negen van
'Hemelvluchten Dereyghere'
(deel 2 van mijn e-boekje 'Ricky Minnaerts Somertijd)