Nu ik in het laatste levenskwart nog zwerf,
aard ik naar een vat vol potentiële energie.
Ik vergeet frivool de wet van entropie
en negeer meteen mijn fust z'n diepe kerf.
Sport is als een sok
die het lek weerstaat.
Het gesijpel voelt dedain voor mijn regie.
Druppels vinden toch de fijne kieren naar bederf.
Rust vertraagt mijn neergang;
kracht vergaat zo evengoed.
De waarheid - ik zal sterven - rest.
Flink vervloekt de lokroep: hernieuw, bougie, laad op!