De opkomende koorts waarmee het eiland ontwaakt,
alsof iemand een toorts ontsteekt: zacht rood licht
dat uit de heuvels komt, benevelt de lippen van zij
die in mij ligt te slapen. Ik spoel de nacht uit haar mond,
tracht de slaap uit haar ogen te wissen. In wit laken
wikkel ik de vrouw op het eiland in mij.
Schrijf ik haar vrij of houd ik haar vast? Blijft ze
wanneer ik haar vasthoud? Daal ik de steile trap
van het verlangen af, gaat zij naar buiten
de gebedsmolens zien: veelkleurige wimpels
aan een waslijn. Met tussen haar wimpers,
goudomrand, het licht van een stralende ochtend.
Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.
Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.