Het ontbreken
kortademig is mijn taal, van woorden schraal geworden.geen landschap resoneert in mij, geen berg, geen zeegeen spoor in water dat zich dichttrekt, dat zich herstelt.zeven weken van vervreemding en ik spreek aarzelend,onsamenhangend als de dagen waaruit de vleugels zijnverdwenen. van de dingen kent slechts de zetel het lichtvan onze zwaarte nog; het zwarte leer bewaart van onswat dna in dode huidschilfers, een haarpijl, losgekomentoen ik in tedere strijd verwikkeld was.wat weet jij nog van de dingen, nu wij geen essentiëleverplaatsing meer zijn, wij niet meer vrij kunnen bewegenin de richting van het licht - o, waar is het licht?