Hij lag geveld aan een rand,
een rand die ooit de rand niet was
maar het midden van een bos.
Een lange wind droogde het
laatste hars uit zijn dode borst.
Over zijn schouders voelde hij
het wild vertrekken. Bestemd
gevouwen, beschreven, te belanden
als speelbal in een vergeelde hoek.
Te midden van de verte
stegen zijn assen op om te landen
op het dak van een stad
waarvan hij de naam niet kende.

