Op een iets te hoog lederen bankje, naakt - voel me belabberd
Het is alsof die almaar breder wordende kaalslag me dingen influistert
Poreuze dingen, mijn oorschelpen bijna terloops penetrerend maar dan altijd weer tastbaar
geparafraseerde dingen, haast ingestudeerd, mijn klauwtjes klauwen
Ik voel me groter worden, praktisch luidop groeiend
waar die “dingen” ook barstjes beginnen te vertonen
Het lege charmante van dit kamertje, ik werp een blik op de vastgeketende ik
Het komt dichtbij Bas Jan, mijn post pubertijd idool
Quasi één, mijn huid en dit pekzwarte bankje
Voor ieder ingetogen zuchtje dat ik uitkraam komt een klein sterven in de plaats
Vandaar mijn naakte vereenzelvigde ik - een bankje dat iets te hard kleeft
Maar ik draag het als een majesteit, mijn in-donkere-tint-getint ademlichaampje (op-en-neer)
En dit hijgen, dit heet dan talmen, het breedbeeld in deze spierwitte ruimte
Het zijn allemaal kwalijke gestes met maar één doel:
mijn hoofd helemaal gek maken
Dus ik smeer mijn stembanden terloops voor de onomkeerbaarheid ervan
(namelijk als ik nu eens wou dat alles binnestebuiten
als een open wonde maar dan dicht rond mij heen
en als ik dan roep klemt het volume mijn schouders naar binnen
ik die roep, maar met een stem die nu circuleert in plaats van...)
Dat het hier galmt