Heel lang geleden, ergens halfweg in de tijd. In het verre Halverwegeland, op een kwartje van hier vandaan, woonde er een arme ketellapper in het Sleutelwoud. In een woud vol bos was er weinig werk voor een arme ketellapper. Het woud zat vol gevaarlijke en woeste rovers en het weinige geld dat de ketellapper verdiende werd iedere keer weer door een rondtrekkende bende geroofd. Het was niet makkelijk om zijn achttien kinderen, negen zonen en negen dochters, van eten en kleren te voorzien.
De ketellapper jammerde zo wanhopig dat zijn vrouw, Rooie Sonja, besloot om in het woud op zoek te gaan naar eten. De ketellapper smeekte haar om het niet te doen, uit angst voor de vele rovers. Zijn smeekbeden haalden niets uit en al op haar eerste strooptocht verdween zijn echtgenote. De arme ketellapper was ontroostbaar en werkte dag en nacht door zijn verdriet heen.
Op een hongerige nacht besloot de middelste dochter dat het zo niet verder kon! Ze wou geen honger meer lijden en zou daarom naar het woud gaan, op zoek naar eten. Het dappere kind heette Paarse Roberta. Iedereen noemde haar zo omdat ze veel op haar buurman, Blauwe Robert, leek. Ze deed haar reiskleren aan en snoerde de veters van haar knobbelschoenen strak. Tot slot zette ze haar veel te grote hoed op die over haar ogen zakte en nam emotioneel afscheid van haar broers en zussen.
"Ik ga op zoek naar eten voor ons allemaal en ik ga onze moeder terugvinden. Dat beloof ik."
Paarse Roberta kwam haar beloftes altijd na. In feite waren haar beloftes zo sterk, dat ze gebruikt werden als funderingen van kastelen. Licht nerveus omdat ze het onbekende avontuur tegemoet ging, vulde Paarse Roberta haar knapzak met stijve sleutelbloemen en knalharde harseikappels. Tot slot haalde ze een puntige naald uit de kousenmand en verstopte die in de zoom van haar rok.
Gepakt en gezakt trok Paarse Roberta over het Okerpad, steeds dieper en dieper het Sleutelwoud in. Toen ze op een open plek aankwam, werd ze tegengehouden door drie blinde monniken. Nog voor Paarse Roberta iets kon zeggen, declameerden de drie slechtzienden een gedicht over het gevaar dat ze op haar pad zou vinden.
"Stinkende brei en gladde wegen.
Kom je verder en zekers tegen."
"O Dwaze Mensen, die toch verder gaan!
Luister toch eens goed en mijd deze baan."
"Voor je eigen veiligheid mijn kind!
Je slaat onze raad niet in de wind."
"Voor geluk wrijf op onze bollie.
Dan krijg je een lekkere lolly."
Paarse Roberta lustte geen lolly's en voelde er weinig voor om op wat dan ook te wrijven. Ze nam dringend maar beleefd afscheid en keek toe hoe de visueel mindere patertjes op een sukkeldrafje het Okerpad afvielen. Paarse Roberta was niet veel wijzer geworden van hun vreemde rijmelarijen... Dus haalde ze haar schouders op en liep, met een vrij gerust gemoed, het Okerpad af.
Paarse Roberta kwam net vanonder het loemerte van het bladerdak, toen ze glibberig weggleed over de oranje bananenschillen die her en der over het Okerpad verspreid lagen. Ze hoorde een vreemd geluid en met schrik in het hart keek ze op naar enkele laaghangende takken. De schrik sloeg om naar volle paniek toen ze de monsterlijke wezens ontdekte. Op een dikke tak zaten vier Roze Groezelapen. Uit hun tandeloze bek walmde de geur van dood en verderf. Paarse Roberta zoog haar longen vol verse lucht voordat ze een stap durfde te zetten. Ze wist dat, dankzij hun broze botten, Roze Groezelapen zelden een aanval waagden. Die vieze beesten hoefden ook niet echt te vechten, want ze hadden hun vieze adem waarmee ze zelfs de sterkste mens konden vellen. Met hun adem kon je zuiver goud oplossen. Met de tranen in haar ogen grabbelde Paarse Roberta in haar knapzak in de hoop iets te vinden dat de apen zou verjagen. Vertwijfeld balde ze haar rechtervuist rond de stijve sleutelbloemen en gooide die uit alle macht naar de krijsende Roze Groezelapen. Die schrokken zo erg van de zoete bloemengeur dat ze hun evenwicht verloren en van hun tak vielen. Al hun broze botten waren gekraakt en gebroken. De vieze Roze Groezelapen waren op slag dood. Voorzichtig en met dichtgeknepen neus, schuifelde Paarse Roberta verder. Ze haalde pas opgelucht adem toen de stinkende massa ver achter haar lag.
Het Okerpad leidde Paarse Roberta steeds dieper het Sleutelwoud in. Achter een van de vele meanders, kwam ze oog in oog te staan met een vreemd ogende kerel. Hij droeg een zijde bloemetjespyjama en zijn haar zat in een kunstig knotje samen gebonden. Paarse Roberta vond dat hij een adellijk voorkomen had... toch was er iets geks aan deze man. Om de een of andere reden vertrouwde Paarse Roberta zijn vreemde ogen niet. De edelman zat op het zachte mos in kleermakerszit en schilderde een natuurtafereeltje op een plankje. Paarse Roberta probeerde stilletjes langs de vreemdeling te trippelen, maar werd ontdekt!
"Bloesem in de wind, je lawaai verstoort de rust, wat doe je mij aan!"
"Sorry heer," stamelde Paarse Roberta. "Ik wou u niet storen in uw... bezigheden. Ik volg gewoon dit pad op zoek naar eten voor mij en mijn familie."
"Nobel is je doel, maar je tocht is vol gevaar, als je verder gaat."
"Wat bedoelt u? U spreekt in raadsels, edele heer."
"Zwijg cultuurbarbaar, mijn dichtkunst is mijn leven, spot met een ander."
Die rare kwiet irriteerde Paarse Roberta enorm. Als hij verder bleef zagen en kreften, zou ze hem een lap rond de oren verkopen!
Heftig met zijn verfborsteltje zwierend, orakelde de edelman verder: "Versperd is je pad, sleutels groeien in het wild, openen de poort."
Voorzichtig wiebelend verwijderde Paarse Roberta zich, in haar ogen, van de malloot weg. Ze hoopte dat zijn eer niet gekrengd was en een wapen zou trekken.
"Hopelijk vermijd ik een zwaardstoot zolang ik oogcontact hou." Mompelde Paarse Roberta - bijna - onhoorbaar.
Toen ze vond dat ze ver genoeg was, draaide ze zich om en knalde hard weg.
De vreemde edelman riep haar nog iets na: "Je krijgt een lolly, als je mij eens goed verwent, met een kleine aai."
Paarse Roberta werd nu echt kwaad en schakelde een versnelling hoger. De edelman schreeuwde nog iets, maar ze was al veel te ver weg om het te verstaan.
Een beetje in de war liep Paarse Roberta verder. Omdat ze zo diep in gedachten was verzonken, merkte ze de stevige houten poort die haar de weg versperde veel te laat op. Ze knalde met een professionele kopstoot, die een kleine olifant kon vellen, tegen de massieve poort. Gelukkig voor haar wist ze niet wat een olifant was en na die galmende kopstoot zou ze in haar hele leven geen enkele olifant te zien krijgen. Die 'kopstootgalm' was namelijk in de hele wereld te horen en geen enkele 'goed-bij-zijn-verstand-zijnde' olifant durfde zich nog in de buurt van Paarse Roberta te vertonen.
Toen de sterretjes in en rond haar hoofd eindelijk waren verdwenen, dansten er twee identieke deuren voor haar ogen. Paarse Roberta knipperde een paar keer met haar ogen totdat er nog maar één deur voor haar stilstond. Het was een stevige houten deur, gemaakt van dikke oeroude planken. Ze morrelde aan de klink, maar de poort bleef potdicht. Ze bekeek het slot en zag dat het sleutelgat in de vorm van een stijve sleutelbloem was gemaakt. Ze graaide in haar tas en haalde er enkele harseikappels uit. Paarse Roberta had al haar bloemen opgebruikt. Ze keek beteuterd naar de lelijke vruchten in haar hand. Het huilen stond haar nader dan het lachen... totdat ze zich herinnerde dat het sap van harseikappels heel brandbaar was.
Paarse Roberta schudde de appels hard en snel voor gebruik. Zachtjes kneep ze het sap eruit en smeerde die heel secuur uit over de deur. Het duurde een tijdje voordat het hele houten oppervlakte was besmeurd. Ze haalde de naald uit haar zoom en schraapte die een paar keer over de poortstenen. Er sprongen enkele vonkjes op en de poort vatte vlam. Paarse Roberta rende van het vuur weg. De hitte was zo ondragelijk dat het bijna haar wenkbrauwen schroeide! Het helse vuur brandde een hele dag en nacht door. Aan de ene kant was Paarse Roberta blij met dit inferno omdat het de wilde dieren op een afstand hield. Aan de andere kant lokte dit heldere vuur heel wat motmuggen die, voordat ze hun lijf en ziel met vrolijke doodsverachting aan het vuur offerden, zich eerst tegoed deden aan Paarse Roberta's bloed. Het vleugelgefladder en de beten bezorgden haar een moeilijke nacht. Gelukkig maakte de prachtige sterrenhemel het ongemak een beetje goed.
De eerste zonnestralen wekte Paarse Roberta. Haar humeur was alles behalve opperbest. Het verbeterde aanzienlijk toen ze merkte dat de stevige deur helemaal was opgebrand. Met haar stevige knobbelschoenen stampte ze het deurvormig overblijfsel finaal aan gruzelementen. Ze dacht hiermee haar frustraties in één gebalde woede-uitbarsting kwijt te raken. Helaas leverde het haar enkel een pijnlijke teen op. Zuchtend mankte ze over de nog hete brokstukken van de ex-deur.
Het Sleutelwoud was hier minder dicht en na een paar uurtjes goed doorstappen kwam Paarse Roberta eindelijk aan de rand van het woud. Onder haar strekte een vruchtbare vallei uit, omzoomd met groene heuvels. Een zacht briesje voerde de zoete geur van rozen met zich mee. Paarse Roberta was eventjes van haar stuk gebracht, maar met een einddoel voor ogen keek ze gretig uit waar het Okerpad haar naar toe zou leiden. Het pad eindigde aan de oevers van een meertje met in het midden een kasteeltje. De opgekropte emoties van de laatste dagen kwam als een zachte, maar diepe zucht over haar lippen.
Terwijl ze voor zich uit staarde, hoorde ze een soort gezang dat verdacht veel klonk op het gekrijs van gevilde tijgerkatten. Ze luisterde ietsjes aandachtiger en stelde haar eerdere hypothese drastisch bij... dit was overduidelijk tijgerkattengekrijs. Paarse Roberta gruwde pas echt toen ze ontdekte wie dit onmenselijke gekrijs voortbracht.
Achter haar, uit het woud, schuifelden vijf heksen tevoorschijn. Paarse Roberta herkende hen onmiddellijk als heksen dankzij de misvormde kenmerken: groezelige huidskleur vol wratten, kromme haakneuzen vol wratten en vieze wratten met hun eigen wratten.
"Wij zijn heksen en zijn aardig noch schoon.
Wij toverknallen er vrolijk op los.
En zingen altijd vals en uit de toon.
Rol Rol Toverknol,
Rol Rol Toverbol,
Rol Rol Toverhol,
Rol Rol Toverwol.
Wij zijn boze heksen en heel erg stout.
De toverketel staat reeds op het vuur.
En dan sprokkelen we rond in het woud.
Rol Rol Toverlol,
Rol Rol Tovertol,
Rol Rol Toverrol,
Rol Rol Tovertrol.
We zijn altijd gemeen en kijken zuur.
Neem je vliegbezem en de heksenzalf
en vlieg de nacht in op het heksenuur.
Rol Rol Toversnol,
Rol Rol Toverkol,
Rol Rol Toverdol,
Rol Rol Toverschol."
"Wat gaan we nu beleven..." mompelde Paarse Roberta terwijl de vijf afschuwelijke wezens dichterbij schuifelden.
"Gegroet, gegroet." Klonk de schraperige stem van de hoofdheks.
"Zonder een hoed." Kakelden de andere vier.
Paarse Roberta fronste haar wenkbrauwen terwijl ze een groet terug mompelde.
"Lang en gevaarlijk is je weg geweest?"
"Pas op voor de koe, het is een wreed beest."
Paarse Roberta was compleet uit het veld geslagen. "Euh ja, dank u voor de tip over de koe en zo... en... euh... is iedere weg niet een beetje lang en gevaarlijk? Allez, dat denk ik toch."
"Je reis is bijna voorbij, tot aan dat kasteel."
"De meest gevaarlijke kleur is het vale geel."
Paarse Roberta ergerde zich over het heksenkoor dat er maar op los leek te rijmelen. Oké, het leek iets traditioneels of zo, iets dat je van heksen kon verwachten! Maar dat betekende niet dat Paarse Roberta het mooi moest vinden. De hoofdheks oreerde lustig verder.
"In dat kasteel vind je de laatste beproeving."
"Wat je ook mooi vindt, kies toch voor de bronzen ring."
"Neen." Zei Paarse Roberta.
"Ga heen en volbreng... hoe bedoel je neen?"
"Schrik niet van een beetje bot want alleen daar is het goed."
Het duurde even voordat het heksenkoor snapte dat er iets niet klopte en keken elkaar verward aan. Een van de heksen kraste: "Agaat, dat rijmt hier niet!"
Hoofdheks Agaat keek woedend naar haar genoten en richtte daarna haar dodelijke blik op Paarse Roberta.
"Wat bedoel je met neen?"
Terwijl in haar achterhoofd alle dwaze figuren en de ontberingen van de reis de revue passeerden, groeide de woede bij Paarse Roberta. Ze ontplofte en de vijf heksen kregen de volle lading.
"Neen, neen, neen! Ik ben het beu! De hele situatie is zo absurd dat het niet meer grappig is. Wat denken jullie wel? Dat ik in een sprookje leef of zo? Bekijk het maar!"
De hoofdheks wou iets zeggen, maar Paarse Roberta liet haar de kans niet.
"Kijk, ik ben op zoek naar een beter leven voor mij en mijn familie. Ik wist op voorhand dat het niet makkelijk zou worden, maar dat ik onderweg belaagd ging worden door een stel idioten en debielen, dat wist ik niet. De hele situatie is ongepast voor een klein meisje als ik. Dit is ontoelaatbaar, ik pik het niet meer!"
Vol ongeloof staarden de heksen haar aan. Paarse Roberta kwam nu pas goed op dreef.
"En wat is het doel van dit alles? Ik vraag het jullie! Wat is het uiteindelijke doel van al dit leed en verdriet?"
Het was eventjes stil terwijl de hoofdheks moeizaam haar gedachten verzamelde en haar moed ordende.
"Het... het doel van dit alles is de ultieme vervulling van je Lot. De prijs voor al je leed en verdriet is de Aura der Verwezenlijkingen."
Vol woede stampte Paarse Roberta een gat in de wereld. De heksen deinsden angstig en vol ontzag achteruit.
"Ik ben geen instrument dat door het lot bespeelt wordt. Ik ben een volwaardig mens. Mijn naam is Paarse Roberta en ik neem mijn eigen Lot in mijn eigen handen."
De heksen schrokken zo erg van deze uitbarsting dat ze achterover op hun gat vielen. De woede vlamde in Paarse Roberta's ogen op terwijl ze langzaam naar de terugdeinsende heksen toe stapte.
"Ik verzaak het mij toegekende Lot. Ik verwerp de prijs van de Wezen Aura..."
"De Aura der Verwezenlijkingen..." Zei Agaat zwakjes.
Paarse Roberta negeerde het gemompel van de hoofdheks terwijl haar woede tot een hoogtepunt kwam.
"Ik wil een echte prijs voor mijn moeite. Een echt ding van tastbare materie... Zoals een volle zak goud! Zo kan ik graan en zout voor mijn hongerige familie kopen."
De vijf heksen kropen van pure angst dicht bij elkaar en wachtten geduldig af totdat Paarse Roberta was uitgeraasd. Zachtjes krasten ze terwijl Paarse Roberta terug op adem kwam. Na kort overleg schuifelde hoofdheks Agaat zo gedistingeerd mogelijk naar Paarse Roberta en raapte onderweg een lang fijn twijgje op. De heks mompelde een paar bezweringen over het stokje en raapte een tweede op. Met het eerste tikte ze drie keer op het andere dat onmiddellijk in goud veranderde. Hoofdheks Agaat gaf Paarse Roberta het toverhoutje en waggelde met de andere heksen, zonder nog iets te zeggen, terug het woud in.
Ondanks de woede die nog steeds door haar raasde, voelde Paarse Roberta zich een beetje beter. Een laatste keer keek ze naar de vruchtbare vlakte, de groene heuvels en het kasteeltje in het midden van het meer. Met het machtige toverhoutje stevig in haar hand gekneld, snoof ze de rozengeur op die iets zoeter leek dan daarjuist. Ongewild verscheen een glimlach op haar gezicht en met een opgelucht gemoed ving Paarse Roberta de terugreis aan.
Paarse Roberta volgde, nu in omgekeerde richting, het Okerpad naar huis. Ze was al goed opgeschoten toen ze de vreemde edelman zag zitten. De man schilderde heel geconcentreerd en groette Paarse Roberta niet toen ze hem passeerde. Ze vond dat nogal onrespectvol en besloot om de vreemde edelman een lesje te leren. Paarse Roberta schuifelde zo stilletjes mogelijk dichterbij en nam haar Machtige Toverhoutje ter hand. Snel tikte ze drie keer op het houten schilderplankje dat in goud veranderde. De edelman schrok zo hard dat hij het loodzware onding uit zijn handen liet glippen, recht op zijn voet. De pijn moest verschrikkelijk zijn, dacht Paarse Roberta terwijl de edelman enkele vulgaire vloeken uitbraakte.
"Luister goed!" En na een dramatische pauze ging ze dreigend verder. "Want als je dat niet doet verander ik je bloemetjesjurk in een gouden gevangenis."
"Ik luister, ik luister..." Bibberde de edelman.
Een onzichtbare glimlach verscheen op Paarse Roberta's gezicht. De edelman sprak al een heftig toontje lager en dat vond ze fijn.
"Vertel me eens... wat doe je eigenlijk een ganse dag?"
"Ik zit hier hele dagen op deze of andere plek en draag mijn poëzie voor aan passerende reizigers."
"En? Verdient dat goed?"
"Niet echt... daarom trek ik vaak mijn Onoverwinnelijke Zwaard om het nodige respect af te dwingen." Terwijl hij dat zei, trok de vreemde edelman een lang rank zwaard in een flamboyante stijl tevoorschijn. Paarse Roberta had de neiging om verschrikt achteruit te deinzen, maar onderdrukte haar angst voor dat scherpe wapen. Het leek alsof de lucht voor haar ogen in kleine reepjes werd versneden. Ze slikte al haar moed bij elkaar en met het Machtige Toverhoutje als haar degen, stapte ze dapper naar voren. Ze merkte niet dat de edelman voor haar achteruit deinsde.
"Doe me alstublieft niets!" Griende hij. "Ik zal u mijn Onoverwinnelijke Zwaard geven als u me laat leven!" Hij boog diep en mompelde onhoorbaar terwijl het ranke zwaard omhoog zweefde. Paarse Roberta knielde neer om het zwaard aan te nemen en hoorde wat de edelman murmelde.
"Verander me alstublieft niet in goud, verander me alstublieft niet in goud, verander me alstublieft niet in goud..."
Toen ze het zwaard oppakte, voelde ze een geweldige kracht in haar lijf vloeien. De vreemde edelman boog zich nog dieper in het stof.
"Dit zwaard is al vijf generaties in onze familie. De ziel die in dit zwaard huist, is ongelofelijk machtig en zorgt ervoor dat zijn drager onoverwinnelijk wordt in elke strijd."
Speels zwiepte Paarse Roberta rondjes met het zwaard en schrok toen een bosje dikke worteldennen met het nodige geraas omvielen. Ze onderzocht het gladde zwaardblad en kon het maar moeilijk bevatten dat zij die bomen had geveld. Vol ongeloof, gewapend met het Machtige Toverhoutje en het Onoverwinnelijke Zwaard, torende ze hoog boven de steeds dieper in het stof kruipende edelman. Om de sacrale stilte voorzichtig te doorbreken, schraapte Paarse Roberta plechtig haar keel.
"Wat ik wil dat je nu doet, is je leven beteren. Vanaf vandaag geen gezwam of geroof meer in het woud! Je volgt dit pad het woud uit totdat je aan een vruchtbare vallei komt. De mensen die daar wonen ga je helpen. Is dat duidelijk?"
Het lukte de edelman om nog dieper in het stof te kruipen. Vol ongeloof hielp Paarse Roberta de arme man opstaan, borstelde hem af en wuifde hem uit... zijn nieuwe bestemming tegemoet.
Op een slag en een keer voelde Paarse Roberta zich beter omdat ze een talentloze rijmelaar op weg had geholpen naar een beter leven. En als dat nieuwe leven hem niet beviel, dan stond het hem vrij om een ander te kiezen. Paarse Roberta filosofeerde verder en goot haar gepeins in de hypothese dat de edelman een heel leven had om een beter leven te ontdekken. Als hij dat wenste.
Paarse Roberta wandelde langzaam verder en begon te genieten van al wat er rondom haar gebeurde: de fluitende vogeltjes, het ruisende bladerdak, de tsjirpende insecten en de religieuze gezangen. Paarse Roberta bleef abrupt staan terwijl haar humeur een gek sprongetje maakte voordat het de dieperik induikelde. Ze herkende de stemmen van de drie blinde monniken die haar met belachelijke rijmpjes op pad hadden gestuurd.
Door hun gezang hoorden de drie geestelijken haar niet naderen en Paarse Roberta zag hoe die mannen zich tegoed deden aan allerlei wonderlijke spijzen. Ze had honger en de smakelijke geuren deden haar watertanden. Ze dacht aan haar familie die honger leden en die gedachte maakte haar kwaad. Het was niet eerlijk dat sommigen zich zo vol konden proppen terwijl anderen stierven van de honger. Op dat moment besloot haar maag zo luid te knorren, dat de drie monniken verschrikt opluisterden, hun blinde ogen schichtig ronddraaiend.
"Reiziger zo groot!"
"U deed ons schrikken."
"Zeg, wat is uw nood?"
Paarse Roberta beantwoordde het kunstige rijmpje door haar nieuw verworven zwaard te trekken. Het sissende geluidseffect ging verrassend goed samen met Paarse Roberta's furieuze stem.
"Luister goed volgevreten wietelingen (wietelingen zijn een soort van schijnbare dikke vogeltjes die hun donzig uiterlijk enkel te danken hebben aan hun zware botten en redelijk dun verenkleed)! Het hoort niet dat monniken zomaar rond zwerven en mensen bestoken met raadselachtige rijmpjes die dan leiden tot nutteloze queestes!"
Paarse Roberta gaf de bange monniken niet de kans om te antwoorden en donderde lustig verder.
"Het is tijd dat jullie terugkeerden naar het klooster waar jullie ongetwijfeld uw tijd en energie aan nuttige zaken kunt wijden: echte mensen helpen met echte hulp!"
De monniken probeerden zich te verdedigen, maar werden onverbiddelijk door Paarse Roberta afgesnauwd.
"Ik was nog niet klaar met mijn tirade! Hoe komt het toch dat jullie zo dik zijn? Ik kan niet zeggen dat jullie zwaar bepakt rondreizen. Dus waar halen jullie in vredesnaam al dat eten vandaan?"
De stilte die volgde werd enkele tellen later verstoord door Paarse Roberta's knorrende maag. De middelste monnik tastte rond zich totdat hij zijn knapzak vond en die aan Paarse Roberta gaf.
"Zak zonder bodem. Zit magisch zo vol. Fruit, vlees of desem."
"Slechte rijm mijn broeder." Sneerde Paarse Roberta. Ze had onmiddellijk spijt van deze harde woorden en voegde er iets vriendelijker aan toe: "Weet je, volgende keer ga je weer een goed rijmpje vinden."
Het angstige gezicht van de monnik klaarde een beetje op en toen het tijd werd om afscheid te nemen, had Paarse Roberta een aangename middag met de monniken achter de rug.
"We zijn opgelucht."
"Dat we naar huis gaan."
"Zonder klacht of zucht."
"Voor ons ist gedaan."
"Beu zijn we de reis."
" 't Werd van ons verwacht."
"Maar dit ist bewijs."
"Nu doen we de plicht."
"Terug naar 't klooster."
"Helpen waar men kan."
Goedkeurend knikkend, merkte Paarse Roberta op dat de drie laatste regels niet meer rijmden en opgelaten wuifde ze de drie monniken uit.
Helemaal verkwikt vatte Paarse Roberta de laatste etappe huiswaarts aan. Iedere stap bracht haar dichter bij haar vader, broers en zussen en deed haar hart jubelen tot in haar keel. Toen de rand van haar dorp opdoemde, begon ze te rennen. Ze was thuis! Als een gek stormde ze het huis binnen en schrok omdat het leeg stond. De haard was koud, de kasten leeg gehaald. Ze doorzocht alles, van het kleinste kamertje tot de hoogste nok... maar er was niets of niemand daar. Het leek alsof iedereen hals over kop was vertrokken. Zelfs de dooie muizen waren weg gegaan. Paarse Roberta begreep er niets van en ging met een verdrietig plofje aan de keukentafel zitten.
En toen vond ze het briefje. Ze griste het naar zich toe en herkende het zwierige handschrift van haar moeder.
"Liefste Roberta,
Als je dit briefje leest, weet je dat ik nog leef. Ik ben tot in de Grote Stad geraakt waar ik een baan als Naaister vond. Ik was zo goed in dit werk dat ik op korte tijd heel veel geld heb verdient. Zoveel zelfs dat ik nu een eigen huis heb met mijn eigen Naaisters. Je hoeft nooit meer honger te lijden, mijn allerliefste kindje. Daarom heb ik je vader, broertjes en zusjes al naar de Grote Stad laten overkomen.
Ik wacht enkel nog op Jou.
Veel liefs,
Maman"
Paarse Roberta had tranen in haar ogen. Oh, had ze nu maar leren lezen! Dan wist ze wat haar Moeder had geschreven.
Tussen een tranendal en een emmer vol verdriet door, werd er hard op de deur geklopt.
"Wie stoort er mij in mijn onmetelijke verdriet?"
*Is dit het einde van het verhaal? Neen! Wie stoort Paarse Roberta? Zal ze ooit haar familie terugvinden? Wie is de vader? Waar gaat dit verhaal heen?
Welnu Beste Lezer... hier wordt het nu interessant (of niet). Vol ijver heb ik vier verschillende eindes verzonnen voor dit verhaal. U krijgt de keuze. Ofwel kiest u het einde dat bij u past, ofwel kiest u ervoor om alles of niets te lezen. Maak uw keuze aan de hand van onderstaande titels:*
2A Het Korte Einde
2B Het Deprimerende Einde
2C Een Realistische Conclusie
2D Happy End
Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.
Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.