Het was stil aan de andere kant van de deur, een beetje te stil... maar ja, dit was nu eenmaal een rustig dorpje.
"Och, zolang de alarmbel niet klepelt, is er niets aan de hand. Waarschijnlijk een flauwe grappenmaker." Mompelde Paarse Roberta, terwijl ze tevergeefs op zoek ging naar een groot glas harseikappelwijn.
Haar profetische woorden waren nog niet koud of de alarmbel begon te slaan. Zo snel als ze kon, pakte ze haar drie magische voorwerpen beet voordat ze naar buiten vluchtte. Ze had echter geen tijd meer om haar hoed te pakken omdat de voordeur in duizende splinters ontploften. In de vernielde deuropening stond een reusachtige rover. Paarse Roberta trok haar Onoverwinnelijke Zwaard en in dezelfde vloeiende beweging hakte ze het hoofd van de bandiet af. Geschrokken sprong ze over het bloedende lijk naar buiten. Rondom haar raasde een vuurzee. Een ongecontroleerde woede maakte zich van haar meester. Ze was alles kwijt geraakt: haar ouders, broertjes en zusjes en nu haar dorp en al haar vrienden. De angstkreten en het doodsgereutel rond haar droegen alleen maar bij aan de chaos die in Paarse Roberta's hoofd rondwaarde.
Tussen de brokstukken door sloop Paarse Roberta naar het dorpspleintje. Verstopt achter een afgebrokkelde muur keek ze naar een man op een paard die allerlei bevelen brulde. Paarse Roberta begreep dat dit de leider van deze waanzin moest zijn. Ze sprong tevoorschijn en met een vervaarlijke zwaai doodde ze het paard. Nog voordat het nobele dier stuiptrekkend tegen de grond dreunde, vloog met een sierlijke boog het hoofd van de roversbaas een brandend gebouw in. Toen werd het stil. Een van de rovers stormde op Paarse Roberta af, met de bedoeling haar met zijn strijdknots neer te knuppelen. Het Onoverwinnelijke Zwaard sneed hem in twee gelijke stukken. De sluwste onder de rovers wierp zijn zwaard voor de voeten van Paarse Roberta en riep, luid genoeg zodat iedereen het kon horen: "Heil aan onze nieuwe hoofdman!"
Verdwaasd keek Paarse Roberta de man aan terwijl ze werd bejubeld en gelauwerd. De rovers namen haar op de schouders en voerde haar mee naar het rovershol, dat in het donkerste deel van het Sleutelwoud verscholen lag. Tijdens de rit werd er stevig gedronken en Paarse Roberta durfde de haar aangeboden drank niet te weigeren. Er gierden allerlei gedachten door haar hoofd, maar ze kon niet bevroeden dat ze nooit meer terug zou keren naar een normaal leven.
Het rovershol was, in Paarse Roberta's ogen, een absurde verrassing. In plaats van een compleet verwaarloosde en smerige bende aan te treffen, leek het rovershol meer op een goed georganiseerd chaos. De vele mannen, vrouwen en kinderen liepen met een doelbewuste drukte rond in een wirwar van straatjes en steegjes. De mensen onderbraken hun bezigheden toen de rovers arriveerden en werden al snel omringd door honderden mensen. Sommige 'dorpelingen' waren blij en kusten hun geliefden terwijl anderen klagelijk huilden. Ondanks de alcoholdampen in haar hoofd, begreep ze de reden van al dat verdriet.
Paarse Roberta werd door een joelende mensenhaag voortgestuwd naar het Grote Dorpsplein waar ze door luitenant Arend, de sluwste onder de rovers, tot rovershoofdvrouw gekroond.
Ze hoorde nauwelijks zijn toespraak die doorspekt leek met woorden als schatten, goud, weelde en rijkdom. In plaats van te luisteren, dwaalde haar ogen over 'haar' volk. Ze zag mannen met pure bloedlust in de ogen, klaar om ieders keel over te snijden. Hier en daar was er een enkeling met een grimas vol groeven en littekens. Anderen leken een perverse lust uit te stralen. De meeste mannen keken Paarse Roberta aan met een mengeling van haat en wantrouwen. Het leek alsof ze geduldig afwachtte om haar bij de minste misstap een kopje kleiner te maken. Paarse Roberta slikte een flinke brok angst weg met een beker bier die naast haar stond. Ergens huilde een kind en dit leidde Paarse Roberta genoeg af om de roverssmoelen te vergeten. Ze keek het huilende hummeltje aan dat succesloos door de moeder werd getroost. Paarse Roberta schrok van de vrouws uitdrukkingsloosheid. Ze tuurde rond en merkte dezelfde doffe ellende in de ogen van alle vrouwen.
"Dit is het goede leven!" Brulde de luitenant en de mannen brulde vrolijk mee terwijl de vrouwen moedeloos hun hoofden schudden. Paarse Roberta werd triomfantelijk door het troosteloze dorp gedragen en beraamde een plan om het leven van deze mensen een beetje te verbeteren.
De volgende dag werd Paarse Roberta wakker met een stevige kater.
"Waarom heb ik toch zoveel gedronken?" Dacht Paarse Roberta terwijl ze haar tollend hoofd in bedwang hield. "Om mijn zinnen te verdoven..." Kwam het verrassende antwoord.
Ondanks de pijnlijke haren en de nare herinneringen, liet ze haar luitenants komen om een nieuwe overval op haar oude dorp te beramen.
"We kunnen zo kort op elkaar hetzelfde dorp niet aanvallen."
"Er valt weinig tot niets meer te roven in dat dorp."
"De mensen willen buit, geen gemene bijlslagwonden!"
"Ik laat mijn buik niet openrijten voor een magere buit."
Paarse Roberta had moeite om de orde te handhaven en zag de gulzige blikken van de luitenanten. In een onbezonnen opwelling nam ze haar zwaard en sloeg, op haar dooie gemak, de zware vergadertafel in kleine stukjes. Het kunstige staaltje hakwerk snoerde zelfs de grootste mond.
"We gaan daar niet voor de buit, maar voor de mensen die er wonen en werken. De mannen bouwen dit rovershol om tot een stad terwijl de vrouwen koken, wassen en plassen. Wat denken jullie?"
De meeste luitenants waren gewonnen voor dit idee en stemden in met het plan. Alleen Zwarte Jules stemde tegen.
"Lang geleden, in een vorig leven, was ik een slaaf. De ontberingen hebben van mij de man gemaakt die ik vandaag ben. Ik kan en wil niemand tot dit lot veroordelen."
"Maar dit is niet hetzelfde!" Reageerde Paarse Roberta furieus. Haar boosheid groeide evenredig met haar onmacht om het verschil tussen haar plan en slavernij uit te leggen. De andere luitenanten interpreteerden haar uitbarsting als een erezaak en sleurden een hevig verzettende Zwarte Jules naar buiten. Eens buiten hield het schreeuwen op. Paarse Roberta wist niet wat er gebeurde met de man, maar ze zou hem nooit meer terug zien. Ze vroeg een glas water om haar emoties door te spoelen, maar kreeg een kroes bier in de plaats.
"Water is giftig, dit is gekookt en zit vol granen en kruiden. Veel beter voor de gezondheid." Verzekerde Eerste Luitenant Arend.
Die nacht gingen ze op pad. Voor Paarse Roberta was dit een totaal nieuwe ervaring waarbij spanning en angst afwisselend door haar lijf gierde. Om een beetje te kalmeren dronk Paarse Roberta af en toe een slokje harseikappelwijn. Eerste Luitenant Arend had haar een flacon gegeven als hét middeltje tegen de kou.
Paarse Roberta positioneerde haar troepen rond het dorp en drukte hen op het hart te wachten totdat zij het bevel gaf tot de aanval. Toen de maan opkwam, zag Paarse Roberta dat het meeste puin in het dorp was geruimd. De houthakkers waren praktische en ordentelijke mensen en dat vervulde haar met een zekere trots. Het versterkte ook haar idee dat haar beslissing juist was.
Toen het laatste lichtje in het dorp eindelijk werd uitgeblazen, heerste stilte over de nacht. Op dat moment beval Paarse Roberta, met het gekras van de nachtraaf, haar bende om aan te vallen. Het gevecht was kort en brutaal. Een van de houthakkers liep bijlzwaaiend op Paarse Roberta af maar ze trok haar Onoverwinnelijke Zwaard en hakte de arme man aan mootjes.
Paarse Roberta zat op een heuveltje terwijl het dorp in lichterlaaie stond. Ze zag hoe de oude huizen in de vlammen dansten en probeerde zich te herinneren of er nog iets waardevols in haar huis lag... haar reishoed misschien, maar wat kon ze met dat oude ding nog aanvangen?
Van het hele dorp werden er uiteindelijk 79 mannen, vrouwen en kinderen gespaard. Zonder onderscheid werden ze allemaal in de boeien geslagen. Paarse Roberta begon haar plannen aan de versufte overlevenden uit te leggen.
"Verzet is zinloos, jullie zijn nu veilig. Jullie zullen nooit meer honger lijden. Er zal voor jullie gezorgd worden. Wij zullen jullie kleden en nooit meer zullen jullie zich zorgen hoeven te maken over de wilde wouddieren. En wat vragen wij daarvoor in de plaats? Een beetje werk zodat onze thuisbasis de mooiste stad van het Halverwegeland wordt. Met jullie kracht en ons vernuft, kunnen we bergen verzetten!"
Terwijl Paarse Roberta haar daden goed probeerde te praatte, merkte ze een rare vogel op tussen de haveloze houthakkers. Het was de vreemde, bontgekleurde edelman! Wat deed die hier? Met een kort knikje werd de arme man hardhandig uit de rij geplukt en apart gezet.
Aldus werd er een trieste stoet gevormd die zich traag in beweging zette. De eerste zonnestralen verdreef, behalve de nacht, ook de versufte gedachten onder de gevangen en hun verbazing groeide.
"Was dat Paarse Roberta op dat grote paard?"
"Waarom is zij niet gevangen?"
"Dus zij heeft echt tegen ons gesproken?"
"Zij kan onmogelijk de leider zijn van deze roversbende?"
"Heeft zij ons verraden?"
"Ze kon toch gewoon onze hulp gevraagd hebben?"
"Rovershoofdvrouw! Hoe is het mogelijk dat ze zo laag gevallen is. Ik heb haar nog gekend toen ze nog zó groot was."
Alle geroddel en gepraat ging volledig aan Paarse Roberta voorbij. Ten eerste omdat ze al aan haar derde flacon harseikappelwijn toe was en ten tweede omdat al haar gedachten rond de vreemde edelman dansten. Waarom was hij hier?
Terug in het rovershol werd Paarse Robert door Eerste Luitenant Arend naar de kerkers begeleid.
"De vreemdeling probeerde te ontsnappen, vandaar dat we hem zo hardhandig hebben aangepakt."
De vreemde edelman lag bloedend vastgebonden op een tafel, zijn bloemetjespyjama hingen als oude vodden om zijn magere lijf. Paarse Roberta vond het een beetje naar dat haar troep hun gevangenen zo slecht behandelden. De edelman keek haar vuil aan, alsof het allemaal haar schuld was.
"Moest hij maar niet vluchten!" Dacht Paarse Roberta verontwaardigd terwijl ze gemeende bezorgdheid op haar gezicht toverde.
"Vertel me je verhaal en ik zal je helpen. Je wonden zullen verzorgd worden."
De edelman hield zijn lippen stijf op elkaar.
"Ik kan je helpen en al wat ik van je verlang is dat je je verhaal vertelt."
Het stilzwijgen irriteerde Eerste Luitenant Arend zo erg dat hij de vreemde edelman hard in het gezicht sloeg.
"Als onze leider je iets vraagt, dan antwoord je haar... jij schurftige hond!"
Paarse Roberta zag de bloedspetters in het rond vliegen. Ze huilde bijna, maar hield haar tranen in bedwang.
"Ik wil je geen pijn doen." Smeekte ze bijna. "Alsjeblieft, vertel mij je verhaal."
Waren het de zoete woorden van Paarse Roberta? Wekte ze echt het nodige vertrouwen op? Geloofde hij echt in de oprechtheid van haar woorden of was het de angst voor nog meer pijn? Wat het ook was, de vreemde edelman begon te praten.
"In het boerendorp waar je me heen stuurde, is de knuppelkoorts uitgebroken. Omdat ik de ziekte als kind heb gehad, kon ik niet meer ziek worden en de dorpsoudsten belastten mij met de nobele taak om wat knuppelfruit te vinden."
"Dat fruit is het enigste middel dat helpt... maar het is het seizoen niet." Mompelde Eerste Luitenant Arend.
"En tijdens mijn zoektocht ben ik in het houthakkersdorp terecht gekomen dat jullie overvielen."
Het nobele verhaal maakte weinig indruk bij Paarse Roberta en na een kort afscheid liet ze de arme man over aan haar luitenant.
"Laat hem wel in leven, want ik heb het gevoel dat we hem nog nodig zullen hebben."
Die nacht kon Paarse Roberta de slaap niet vatten. De gebeurtenissen van de afgelopen dagen spookten als een absurde nachtmerrie door haar hoofd. Het gegil golfden in haar oren en de rook prikte in haar neus terwijl beelden van dood en verderf zich in allerlei kronkelende kleuren voor haar geestesoog ontplooiden. Ze had een man gedood, iemand die ze kende. Ze herinnerde niet wie het was en in haar dromen veranderde zijn gezicht constant: eerst haar vader, toen Blauwe Robert, haar oudste broer, terug haar vader...Paarse Roberta had het te warm en gooide de dekens van zich af.
Ze moest hier weg.
Paarse Roberta kleedde zich zo onopvallend mogelijk. Ze stak het Machtige Toverhoutje in de vouwen van haar mantel, gorde het Onoverwinnelijke Zwaard om en gooide de Diepe Knapzak over haar schouder. Door zoveel mogelijk gebruik te maken van de schaduwen, doolde ze door het rovershol, op zoek naar een ontsnappingsweg. Onderweg merkte ze dat er nog veel levensloze ogen haar vol honger aanstaarden. Die miserie sneed diep in haar ziel en met behulp van de Diepe Knapzak begon Paarse Roberta voedsel uit te delen.
"Misschien dat mijn muizenissen en zielenroerselen zo tot bedaren zullen komen." Dacht Paarse Roberta. Maar de honger die ze zag, kon ze niet stillen en de pijn om al die miserie deed haar onrustige ziel geen deugd. Tijdens haar barmhartige tocht vormde zich een plan. Ze liet haar voedselbedeling voor wat het was en haastte zich naar haar kerker waar de edelman met zware ketens aan de muur vast geklonken zat. In de duisternis kon Paarse Roberta moeilijk opmaken hoe het met haar gevangene gesteld was, maar nam niet de tijd om naar zijn welzijn te vragen. Ze knielde zodat ze op ooghoogte met de gevangene kon praten.
"Hoe groot is dat boerendorp van jou?"
Met rammelende ketens schrok de edelman wakker en keek haar vol angst aan. Paarse Roberta begon haar geduld te verliezen en om haar woorden extra kracht bij te zetten, trok ze het Onoverwinnelijke Zwaard half uit zijn schede.
"Hoe groot is dat verdoemde boerendorp?"
Paarse Roberta zag in het flakkerende toortslicht dat er tranen over de magere wangen van de edelman gleden. Paarse Roberta had spijt van haar uithaal, maar gedane zaken nemen geen keer. Ze moest nu, kostte wat het kost, doorgaan. Onder haar borende blik begon de bibberende edelman te vertellen.
"Ik ben in een welvarend boerendorp terechtgekomen. Ze hebben vijf enorme voorraadschuren, zo groot als paleizen en tot de nok toe gevuld met allerlei lekkers. Het zijn eenvoudige mensen die geen verdediging hebben tegen het kwaad in deze wereld."
Paarse Roberta herinnerde zich de vallei.
"Ik heb daar een kasteel gezien. Er moeten daar ridders of soldaten in wonen."
Rammelend aan zijn kettingen, schudde de edelman zijn hoofd.
"Dat kasteel is een schuur en wordt bevolkt door kazen, hammen en kippetjes."
Peinzend liet Paarse Roberta de arme edelman achter in zijn eenzame cel. Bij een directe aanval vielen er heel wat slachtoffers en goed geschoolde werkers waren goud waard. Ze had een sluw plan nodig om iedereen ongehavend te kunnen vangen. Van al dat denken begon haar hoofd te tollen en Paarse Roberta besloot om wat te ontspannen met enkele karaffen wijn. Ze nodigde Eerste Luitenant Arend uit om wat voor haar te zingen. Hij koos een bloeddorstige ballade uit waarin de gasten van een huwelijksfeest meedogenloos werden afgeslacht.
Die nacht, tijdens de gebruikelijke nachtmerries, droomde Paarse Roberta een plan bijeen. Nadat ze zichzelf had wakker gegild, riep ze al haar luitenants bij zich en legde haar plan voor. Goedkeurend luisterden ze naar haar en begonnen onmiddellijk de nodige voorbereidingen te treffen.
De daarop volgende dagen geurde het hele rovershol als een distilleerderij. Iedereen en alleman offerde iets van hun schaarse voedsel op om alcohol te stoken. Dat werd daarna op smaak gebracht met knuppelfruitsap. Paarse Roberta laveerde door de bedrijvigheid heen en toverde knuppelfruit tevoorschijn uit haar Diepe Knapzak. Overal waar ze kwam moest ze een slokje proeven en het duurde niet lang of Paarse Roberta strompelde half verdoofd door het rovershol. Er was nog steeds veel miserie rondom haar, maar dankzij haar benevelde brein zag ze het niet meer.
De vaatjes knuppelfruitlikeur stapelden zich zo snel op dat men al na enkele dagen voldoende hadden gestookt om een klein leger dronken te voeren. Het valse hulpkonvooi werd klaar gemaakt voor vertrek en volgde de weg die Paarse Roberta al eerder had genomen. Met moeite hield ze haar tranen in bedwang toen ze de verkoolde resten van haar oude dorp passeerde. Maar zoals het Sleutelwoud ooit haar dorp zou overwoekeren, zo verdwenen ook haar herinneringen. Nou ja, de hoeveelheid alcohol die ze consumeerde, hielpen daar een handje beetje bij.
Licht beneveld naderde Paarse Roberta en haar troep het boerendorp. De bekende geur van rozen die haar toezweefde, ontnuchterde haar een beetje. Er was een herinnering aan de rozen verbonden en ze probeerde die op te halen... maar haar gedachten werden abrupt onderbroken door het gekakel van een oude, afschuwelijk lelijke vrouw. Het oudje was zo spuuglelijk dat Paarse Roberta op slag nuchter werd. Ze herkende de oude vrouw als één van de vijf toverkollen. Zo statig mogelijk reed Paarse Roberta tot aan de heks die vastberaden de weg versperde.
"Ik en mijn troep brengen medicijnen tegen de knuppelkoorts."
Argwanend begon de heks de vaatjes te controleren en na een korte inspectie maakte ze de weg vrij. Paarse Roberta gaf, met een onbenullig handgebaar, haar luitenants het bevel om het hele dorp dronken te voeren. Iedereen die na drie kroezen medicijn nog in staat was om weerstand te bieden, moest worden geëlimineerd.
Het medicijn verrichtte wonderen. Al na de tweede kroes verdween de knobbelkoorts en bij de derde ging bij de meeste het licht uit. De enkelingen die nog overeind stonden, werden snel uitgeschakeld. De grootste weerstand kwam echter van de vijf oude heksen. Ondanks hun hoge leeftijd verdedigden ze zich met hand en tand. Helaas, zelfs met hun magie, overrompelde de overmacht hen. Geboeid, gekneveld en geblinddoekt werden de heksen, samen met de hele boerenbevolking, afgevoerd in ijzeren kooien.
Paarse Roberta werd triomfantelijk onthaalt en in een toespraak beloofde ze voorspoed en geluk voor haar volk. Omdat ze al stevig had gedronken, lalde ze er vrolijk op los. Het deerde haar volk niet, want sinds een eeuwigheid was er voldoende eten geroofd en hoop flikkerde op. Jammer genoeg woekerde er ook een slecht verborgen bloedlust onder de manschappen. Paarse Roberta ontplofte toen Eerste Luitenant Arend haar daarvan op de hoogte bracht.
"Zien die ondankbare sukkels dan niet dat hun levenstandaard erop vooruitgegaan is?"
Arend probeerde haar te kalmeren.
"Mensen hebben behoeften die ze moeten voldoen. Anders kun je niet leven."
"Een mens hoeft toch alleen maar te eten, drinken en te slapen!" Onderbrak Paarse Roberta, maar geduldig ging haar luitenant verder.
"Eens die 'basisbehoeftes' vervuld zijn, ga je op zoek naar iets anders. Een mooie vrouw, goud, spel en drank..."
Paarse Roberta knikte terwijl ze haar kroes volgoot met harseikappelwijn. Ze kon de redenering van haar luitenant volgen. Vroeger, toen ze constant honger had, was er geen behoefte naar alcohol. Tegenwoordig had ze een oncontroleerbare drang om het spul te drinken. Haar luitenant ging verder met zijn uitleg.
"Als je op dat punt gekomen bent dat je zin hebt in goud, dan moet je aan die behoefte voldoen... en onze mannen wachten op jouw bevel om hun gouddorst te lessen."
Paarse Roberta dacht na en gaf Eerste Luitenant Arend gelijk. Wat was die Eerste Luitenant van haar toch een een slimmerik! Hij herkende de noodzaak nog voordat die zich voordeed... Zoals hij haar ook voorzag in al haar drankbehoeften.
"Er is een behoefte gecreëerd en ik moet er gehoor aan geven." Zuchtte Paarse Roberta diep en nam een flinke slok van haar wijn. "Wel luitenant, dat hebben we weer mooi geregeld."
Paarse Roberta vertoonde zich nog maar zelden in het openbaar en moeide zich zo min mogelijk met staatsaangelegenheden terwijl ze haar nachtmerries in alcohol probeerde te smoren. Ze wisselde haar slempen af met het plannen van rooftochten of zat zelf in het zadel de aanval te leiden. Paarse Roberta hield niet van het krijgsgeweld en dronk voor iedere aanval zich de nodige moed in. Haar rooftochten waren zo vreselijk dat haar troep algauw tot de meest beruchte vogelvrijverklaarden van Halverwegeland behoorden. Bij gevangenschap werd het doodsvonnis onmiddellijk uitgevoerd.
Het rovershol kende een ongeziene groei dankzij geroofde buit en gedwongen arbeid. Er was een overvloed aan alles en algauw vonden handelaars hun weg naar een bruisende stad.
Als Paarse Roberta tussen twee rooftochten door lang genoeg in de stad verbleef, hield ze extravagante feesten waar ze haar gedwongen arbeiders tentoonstelde. Vooral het optreden van haar heksen, onder dreiging van folteringen, werden door haar gasten fel gesmaakt. Tijdens één van die feesten hoorde ze enkele handelaren praten over een immense stad aan het begin van het Okerpad. Er kwam een vage herinnering bij Paarse Roberta op en nieuwsgierig luisterde ze de handelaren af. Haar afgunst groeide terwijl de handelaren de wonderen en de geneugten van de Grote Stad bejubelden met diepe Oh's en grootse Ah's.
Die nacht woekerde de woede in haar en kon Paarse Roberta de slaap moeilijk vatten. Voor dag en dauw had ze haar luitenants bijeen geroepen.
"De Grote Stad is een doorn in mijn oog. Alle goeie dingen van deze wereld gaan naar die decadente vlek... en wat krijgen wij? Kruimels! Ik weet niet hoe het met jullie zit, maar ik ben het beu om me met simpele kruimels tevreden te stellen."
Haar razende tirade ging nog een tijdje door en sommige van haar luitenants werden ongerust. Toen Paarse Roberta eindelijk uitgeraasd was, stond Eerste Luitenant Arend op.
"Wat onze glorieuze leidster bedoelt: we zijn klaar voor het echte werk! De Grote Stad behoort ons toe! Wij zijn onoverwinnelijk en het werd eens tijd dat we ons met de goden zelf gingen meten... en weet je wat?"
Een dramatische pauze zorgde voor de nodige spanning en iedereen zat op het puntje van zijn stoel.
"We gaan de goden verslaan."
Een onbeschrijfelijk gejuich steeg op en golfde over het rovershol. Jong en oud juichte mee en hun gejoel overspoelde het land.
"Nieuwe buit, nieuwe goden!"
Paarse Roberta vond dat goddelijke idee maar niets, maar als dit gewauwel ervoor zorgde dat de Grote Stad tot as gereduceerd zou worden, dan liet ze haar troep maar in de waan.
Er werden grootse plannen gesmeed waarbij de vorige rooftochten op picknickjes leken. Het werd Paarse Roberta soms teveel, maar de gedachte aan die arrogante handelaren deed haar woede weer opflakkeren. Toch ging het niet zo vlotjes. Veel van de plannen miste een zekere krijgshaftigheid. Vooral de idiote plannen werkte op haar systeem.
"We stoppen dodelijke steekbijen in glazen potten die we dan met katapulten over de stadsmuren smijten waarbij die beestjes dan de poorters doodsteken."
"En hoe gaan we die bijen vangen zonder zelf doodgestoken te worden?" Vroeg Paarse Roberta.
De luitenant die het geniale plan bedachte, had dat punt nog niet uitgewerkt. Paarse Roberta's geduld was ten einde en gaf het bevel om de onfortuinlijke man vast te binden aan een boom, in te smeren met honing en af te wachten tot de steekbijen prikten.
Na een dag vol van absurde plannen, zette Paarse Roberta het op een drinken. Het was tijdens de laatste slemppartij dat het haar te binnen schoot: er woonde in haar kerker een echte krijger!
Paarse Roberta schrok hevig toen de vreemde edelman werd voorgeleid. Het waren niet de lange baard of de rafelige kleren... om nog maar te zwijgen over de smerigheden op zijn lichaam... het was de edelmans haarkleur waarvan ze echt schrok. Zijn ravenzwarte haren waren zilverwit geworden. Paarse Roberta nam een grote slok van haar harseikappelwijn voordat ze haar gevangene toesprak.
"Welkom in ons midden. Hopelijk gaat alles goed?"
De vreemde edelman glimlachte terwijl hij met stijve spieren een buiging maakte.
"Geëerde gastvrouw, drink je niet teveel?"
Alle aanwezige luitenants legden hun handen op hun gevest, klaar om deze belediging te wreken. Paarse Roberta glimlachte wrang en antwoordde heel kalm.
"Net genoeg om de controle niet te verliezen."
"Ik wist niet dat je zoveel dronk." Zei de vreemde edelman met schrapende stem.
"Net genoeg om anderen mijn wil op te dringen."
"Ik wist niet dat je zoveel dronk."
"Net genoeg om het vuur diep in mij aan te wakkeren."
"Ik wist niet dat je zoveel dronk."
"Net genoeg om het vuur weer te doven."
"Ik wist niet dat je zoveel dronk."
Paarse Roberta zocht iets in de koude ogen van de vreemde edelman en moest uiteindelijk haar eigen ogen neerslaan. Ze kon de kilte niet meer verdragen en gaf het bevel om de edelman te fatsoeneren en een feestmaal voor te bereiden.
Het feestmaal verliep in stilte die Paarse Roberta probeerde op te vullen met dans, muziek en andere vrolijkheden. Omdat niets van al dat fraais ook maar enig effect had op de vreemde edelman, besloot ze om met de deur in huis te vallen. Ze schetste hem de frustraties die ze voelde voor de Grote Stad.
"En als je mij helpt om deze verderfelijke beerput te vernietigen," eindigde Paarse Roberta haar tirade, "dan zal ik je rijkelijk belonen. Werk me tegen en je zult me om de eeuwige verlossing smeken."
In de ijskoude blik die ze als antwoord kreeg, zat er een klein sprankeltje mededogen verborgen dat haar bloed deed koken. Wat dacht die halvegare gek wel! Ze greep een groot mes en plantte dat keihard tussen de vingers van de vreemdeling.
"Je hoeft enkel te knikken en je wordt gespaard van gruwelijkheden. Dus vraag ik het je voor de laatste keer: Ga je mij helpen of niet?"
De getormenteerde edelman kon zijn tranen niet meer bedwingen en knikte.
"Heel goed!" Kirde Paarse Roberta. "Laten we beginnen met het krijgsgeweld."
Al snel bleek dat iedereen nog veel had te leren... een grote stad veroveren is niet hetzelfde als een boerendorp overvallen. De trainingen waren zwaar en kostte handenvol goud dat Paarse Roberta met haar Toverhoutje tevoorschijn toverde.
Het ergste van al dat gedoe, waren de langdradige theoretische uiteenzettingen en op een dag had Paarse Roberta er genoeg van. Ze had net een les over de cruciale rol van spionage in een oorlogssituatie achter de rug en besloot om samen met Eerste Luitenant Arend te gaan spioneren in de fameuze Grote Stad.
Aan het begin van het Okerpad kwamen ze uit bij een brede rivier. In de verte zag ze een gouden schittering. Haar luitenant vertelde haar dat dit de fameuze gouden daken van de Grote Stad waren. De glinstering deed niet zo zeer pijn aan haar ogen, dan wel aan haar ziel. Paarse Roberta werd extra kribbig omdat ze geen harseikappelwijn meer hadden. Haar gemoed klaarde op toen zij even verderop een veerpont met een staminee ontdekte en ze hielden er halt om een houtbiertje te drinken.
Terwijl het bier getapt werd, verkende Paarse Roberta de afspanning. Aan de waterkant zaten drie bekende gezichten. Zo vrolijk mogelijk ging ze de blinde monniken begroeten. De drie heilige mannen hadden een hutje aan de oever gebouwd waar ze, tegen betaling, de verdwaalde reiziger met spirituele steun terug op het rechte pad brachten. Ze hadden samen een lang en vruchtbaar gesprek. Binnenkort vierde de Grote Stad het Festival van H.G.H.E. Eucalyptus Van den Werkmensch (Hoog Geëerde Heilige Eminente patroon van de kleine man die met plezier al zijn geld aan de regerend klasse afstaat). De feestvierende poorters hadden dan enkel aandacht voor het feest waardoor een heel leger makkelijk de stad kon infiltreren. Paarse Roberta had een aanvalsplan en als leuk extraatje pikte ze het zuurverdiende geld van de blinde monniken.
Op de dag van het festival stroomde de stad vol met gewapende mannen die zich onopgemerkt tussen het feestgedruis mengde. Stadswachters en soldaten werden discreet uitgeschakeld en Paarse Roberta's rovers namen hun plaatsen in. Toen iedereen op zijn plekje stond, gaf Paarse Roberta het bevel om te plunderen. Het duurde niet lang of het werd een slachtpartij die de hele stad in totale paniek onderdompelden. Op hun vlucht vonden de doodsbange poorters enkel dood en verderf.
Paarse Roberta deed vrolijk mee en omsingelde een groot en overdadig versierd huis. Met een simpel handgebaar werd het huis in brand gestoken. De vlammen grepen snel om zich heen en Paarse Roberta liet haar fantasie meedansen met het vuur. Ze fantaseerde over het komen en gaan van rijke heren die gehaast hun zaken kwamen afhandelen. Op het randje van een delirium veranderden de denkbeeldige mannen in monsters. Haar ogen werden groot en vol schrik probeerde ze de monsters van zich af te slaan. Ze zwaaide zo hevig met haar zwaard dat ze de controle verloor en haar wapen kletterde op de grond.
Op dat moment ging de voordeur van het grote huis open en een man stormde naar buiten. Hij leek op iemand die Paarse Roberta, ver en lang geleden, had gekend. Een soort vaderfiguur? Terwijl de man op haar afstormde, opende ze velangend haar ongewapende armen. Ijskoud staal gleed in haar buik. Vol onbegrip keek Paarse Roberta haar vader aan en viel ongracieus op de grond. Groteske figuren en monsterlijke wezens dansten vol plezier om haar heen en wenkten haar om mee te doen.
Paarse Roberta kreeg het benauwd.
Het waren niet de demonische dansers die haar zorgen baarden.
Er knaagde iets anders aan haar...
Paarse Roberta wist met zekerheid dat ze van iets spijt moest hebben, maar met de beste wil van de wereld kon ze zich het wat of waarover niet meer herinneren. Toen raakte ze in paniek. Ze moest het zich herinneren!
Eerste Luitenant Arend, was dat niet de man die mijn leven ruïneerde?
Wie was mijn Moeder?
Waarom werd alles dimmer?
Het geluid... het licht... geuren... gevoel...
Paarse Roberta werd doodsbang.
Dit kon toch niet?
Ze had nog zoveel te zeggen, ze wou het uitschreeuwen... maar er kwam geen geluid meer over haar lippen.
*Neen, zo kan haar verhaal niet eindigen!*
Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.
Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.