Er werd ietsjes zachter op de deur geklopt. Paarse Roberta droogde haar tranen en deed open. Voor haar stond een vrolijke Blauwe Robert.
"Dag meiske, ik zag je door het dorp rennen en dacht, ik moet dringend Paarse Roberta gaan bezoeken. En voila, hier ben ik!"
Huilend viel Paarse Roberta in Blauwe Roberts armen. Hij troostte en suste haar totdat haar tranendal was opgedroogd. Ze snikte nog een beetje en was blij dat Blauwe Robert daar was. De sterke man leidde het droeve meisje naar een stoel waarop ze dankbaar neerplofte.
"Vertel me alles wat er gebeurd is. Ondertussen brouw ik een lekkere pot bazelnootjesthee."
Paarse Roberta vertelde over haar grote avontuur met een even grote pot thee. Na haar derde kopje breide Paarse Roberta een einde aan haar verhaal.
"En dan kom ik thuis en vind dit briefje dat ik niet kan lezen."
Blauwe Robert nam het briefje en draaide het in zijn kolenschoppen van handen om.
"In dit dorp was alleen je moeder in staat om te lezen en te schrijven. Gelukkig weet ik wat er in staat omdat je moeder het me heeft voorgelezen."
Paarse Roberta was op slag dolgelukkig toen ze vernam dat haar familie veilig en wel in de Grote Stad leefden. Die avond ging Paarse Roberta vroeg naar bed om morgenvroeg, met het eerste licht, te kunnen vertrekken.
Bij het eerste gekraai van de nieuwe dag stond Paarse Roberta op, trok haar kousen recht in haar knobbelschoenen en stapte, met de drie tovervoorwerpen en goed gemutst, naar buiten. Tot haar verbazing werd ze opgewacht door het hele dorp. Ze waren speciaal uitgerukt om haar uit te wuiven. Er vloeiden heel wat traantjes en alle mensen omstuwden Paarse Roberta met afscheidswensen. De moed zonk in haar knobbelschoenen terwijl ze moeizaam haar voeten richting Grote Stad dwong. Haar moed keerde terug naarmate haar dorp achter bomen en bergen verdween. Paarse Roberta was opgelaten, vrij en vrolijk. Ze genoot met volle teugen van deze reis die achter iedere bocht een nieuw en opwindend landschap tevoorschijn toverde.
Na de zoveelste opwindende bocht, hield Paarse Roberta haar pas in. In de verte hoorde ze een licht geschrei en tuurde voorzichtig om de volgende kronkel. Ze schrok zich bijna een nieuw hoedje toen ze de vreemde edelman herkende.
"Arme vreemde man, wat zit jij droef te wezen? Gaat het niet zo goed?"
Paarse Roberta begreep niet waarom, maar de edelman lachte door zijn droefheid heen.
"Ach lieve kind," snotterde de edelman. "In het dorp waar ik nu woon is de knuppelkoorts uitgebroken. Al eenendertig mensen zijn ziek. Ik ben nu op zoek naar knuppelfruit, het enigste middel dat deze vreselijke ziekte kan genezen."
Paarse Roberta deed verschrikt een stap achteruit, maar de vreemde edelman stelde haar gerust.
"Ik heb de koorts al in mijn jeugd gehad, dus ik kan deze ziekte niet meer krijgen of doorgeven. Daardoor ben ik de geknipte persoon om hulp te zoeken."
Er was iets anders aan deze kerel, maar Paarse Roberta wist niet wat...
"Waarom huil je dan? Dat fruit groeit toch overal? Wat is het probleem?" Vuurde Paarse Roberta haar vragen af.
"Het is niet het juiste seizoen!" Jammerde de edelman.
"Tja," dacht Paarse Roberta bedroefd. "Het is nu eenmaal hoogzomer en dan draagt winterfruit geen vruchten."
Terwijl ze de snikkende edelman probeerde te kalmeren, kreeg ze een lumineus idee. Verwoed begon Paarse Roberta in de Diepe Knapzak te rommelen totdat ze de harige schil van een knuppelvrucht voelde en die aan de verwonderde edelman gaf. De verwonderde man wreef zijn tranen droog en nam het cadeau dankbaar aan.
"Lieve kind, ik ben zo dankbaar als maar kan."
"Och, het is niets hoor. Ik help waar ik kan. En eerlijk gezegd, dat is iets dat iedereen kan."
Daarna toverde Paarse Roberta de ene vrucht na de andere uit haar Diepe Knapzak terwijl de vreemde edelman enkele manden vlocht. Al vrij snel hadden ze vier manden vol. De edelman was dolgelukkig en nam glimlachend afscheid van Paarse Roberta.
Paarse Roberta reisde vrolijk verder totdat ze in een heel vreemd dorpje belandde. Ze kon het niet anders omschrijven als een modderdorp met modderhuizen, modderwegen en bewoond door moddermensen... Moddermensen die heel rumoerig met toortsen, mestvorken en vlegels aan het zwaaien waren. Onder al dat hels geschreeuw hoorde Paarse Roberta iemand mompelen over een koe met vijf poten en een ander had het over een haan die eieren kon leggen.
"Gelukkig zwaaien ze niet met zeisen rond." Mompelde Paarse Roberta. "Anders zouden ze hun hoofden verliezen."
Toen ze het dorpsplein naderde, werd de mensenmodder dichter en woester. Paarse Roberta moest op de tippen van haar knobbelschoenen staan om te zien waar al die dorpelingen zo kwaad om waren. De hele gemeenschap stonden rond vijf oude vrouwtjes te drummen... neen... de vijf oude heksen!
"Die mensen durven nogal, tegen weerloze oude mensen!" Brulde Paarse Roberta, maar ze raakte niet boven het oorverdovende rumoer van de modderboeren. Haar woede rees met iedere domme leus die rondom haar werd uitgekraamd. Paarse Roberta kon haar gevoelens niet langer in toom houden. Ze ontblootte haar Onoverwinnelijke Zwaard en onder luid, pijnlijk gekerm begon ze zich een pad door de modderboeren te hakken. Zonder al te veel schade aan te richten, raakte ze tot bij de vijf heksen die bibberend op een kluitje stonden. Vervaarlijk met haar zwaard zwierend, hield ze de dreigende moddermassa op een afstand. Een boom van een kerel stapte, gewapend met een immense vlegel, op het kleine nietige meisje af... Maar Paarse Roberta hield het hoofd koel en met een sierlijk houw van haar magische zwaard, viel de vlegel in drie stukken op de grond. Dit kunststukje legde de moddergemeenschap het zwijgen op. In die vreemde stilte ging alle aandacht naar Paarse Roberta die ze gebruikte om haar woede uit te schreeuwen.
"Zijn jullie helemaal gek geworden? Alleen idioten vallen arme oude dametjes lastig! Jullie moesten zich allen diep schamen!"
De stilte die op deze tirade volgde werd kuchend verbroken toen iemand zijn hand opstak.
"Maar die ouwe lelijke wijven zijn overduidelijk slechte heksen die..."
"Stelletje idioten!" Schreeuwde Paarse Roberta terwijl ze dreigend haar zwaard op en neer zwiepte. Enkele modderboeren probeerden gillend weg te rennen, maar glibberden plat op hun gezicht door het modderige dorpsplein. Paarse Roberta bedaarde en begon met klare stem aan haar betoog.
"Omdat iemand oud is, wilt dat nog niet zeggen dat iemand lelijk is. Omdat iemand lelijk is, dan is die iemand niet automatisch een heks. En omdat iemand een heks is, betekend dat nog niet dat die persoon een slecht mens is."
Rustig borg ze haar zwaard op. Tot haar opluchting keken vele dorpelingen beduusd naar de modder aan hun voeten waardoor ze letterlijk en figuurlijk een modderfiguur sloegen. Er speelde een flauwe glimlach op Paarse Roberta's lippen.
"En wat zeggen we dan?"
"Sorry." Mompelden enkele dorpelingen.
Paarse Roberta moest de vraag een paar keer herhalen totdat alle dorpelingen luid en duidelijk hun excuses hadden aangeboden.
Paarse Roberta keek heel tevreden toe hoe de samenscholing beschaamd uiteenviel. Waarschijnlijk gingen de modderboeren terug naar hun gewone bezigheden zoals modder scheppen, modder gooien of modder eten. Het kon haar weinig schelen, zolang de dorpelingen de oude mensjes maar met rust lieten.
De heksen schuifelden dankbaar buigend weg. Paarse Roberta vond dat een beetje eigenaardig, totdat ze de angst in de ogen van de oude besjes zag. De heksen maakten het haar duidelijk dat ze zich niet op hun gemak voelde en wilden zo snel mogelijk het dorp uit. Paarse Roberta begreep dat en besloot om bij hen te blijven. Het bleek nodig, want hier en daar stond er een dorpeling klaar om iets onnozels te proberen. Maar zelfs bij de dappersten onder hen zonk de moed in hun schoenen als Paarse Roberta, haar hand nonchalant rustend op het gevest van haar zwaard, hen dreigend aankeek.
De heksen bleven verrassend stil totdat ze het modderdorp achter zich hadden gelaten en de angst uit hun ogen verdween. Toen het tijd werd dat hun paden zich scheidden, wuifde Paarse Roberta de dankbare heksen vrolijk uit.
"Ik heb echt medelijden met die arme dorpelingen. Hoe kun je toch zo dom en onwetend blijven?"
Paarse Roberta wist dat ze in haar eentje nooit een antwoord kon vinden, dus liet ze haar vraag voorlopig wat ze was.
Paarse Roberta reisde onbekommerd verder totdat het Okerpad abrupt eindigde aan de oever van een brede rivier. In de verte schitterde de torens en daken van de Grote Stad en Paarse Roberta wist dat haar tocht er bijna opzat. Op zoek naar een manier om de rivier over te steken, ontdekte Paarse Roberta stroomopwaarts een huisje. Achter het huisje stak het tuigage van een schip in de lucht. Terwijl ze naderde zag ze hoe de veerman met drie monniken stond te praten. Alhoewel ruziën een beter woord was.
"Geen geld, geen overzet!" Schreeuwde de veerman.
"Maar wij zijn arme bedelmonniken die proberen terug te keren naar het moederklooster. Eens we daar zijn, kunnen we u het verschuldigde bedrag in drievoud overmaken."
"Boter bij de vis." En met dit spreekwoord eindigde de veerman de discussie. Terneergeslagen begonnen de monniken te huilen. Nu herkende Paarse Roberta de drie mannen... Het waren de drie blinde monniken van haar vorige reis! Ze was emotioneel gepakt door al dat verdriet en besloot om de monniken te helpen. Terwijl ze uit het zicht van nieuwsgierige ogen verdween, nam ze het Machtige Toverhoutje ter hand. Snel en ongezien raapte ze enkele twijgjes op en veranderde die in goud.
Met de flair van een adellijke dichter, stapte ze op de veerman af en sprak hem op arrogante toon aan.
"Hoeveel is het om overgezet te worden?"
"79 smikkels." Baste de veerman.
Krampachtig haar gezicht in die arrogante plooi houdend, gooide Paarse Roberta een gouden twijgje voor de voeten van de veerman. Door de gouden glinstering verloor de veerman op slag zijn tong. Toen hij ontdekte dat het goud echt was, daalde zijn denkvermogen tot ver onder het vereiste minimum.
"Ik wil dat je je veerboot onmiddellijk klaar maakt voor vertrek. Ik heb dringende zaken in de stad."
De veerman stotterde onverstaanbaar en Paarse Roberta dacht een "Ja Edele Dame" te horen.
"En voor die prijs reizen de drie blinde monniken met ons mee." Declameerde ze met autoritaire overtuiging.
Er verscheen een denkrimpel tussen de wenkbrauwen van de veerman. Paarse Roberta herkende de gevaarlijke mix van twijfel, goudkoorts en bloeddorst in de ogen van de veerman. Ze wees naar het gouden twijgje met haar Onoverwinnelijke Zwaard.
"Voor die prijs koop ik je hele rimram op!"
Zijn verguld brein herkende het vervaarlijke zwaard en de veerman concludeerde dat Paarse Roberta wel degelijk de eigenares van zijn hele jandoedel was. Zonder een woord te zeggen, wenkte hij iedereen om hem te volgen en werd kwaad toen de monniken bleven staan. Voordat hij begon te schelden, gleed zijn ogen over het Onoverwinnelijke Zwaard, kalmeerde en begeleidde de drie blinde monniken naar zijn veer.
De monniken waren heel blij met het onverwachte geluk en dankten Paarse Roberta uitvoerig.
"Och, het is niks. Ik moet ook naar de Grote Stad en ben blij dat ik dat in goed gezelschap kan doen."
De rest van de reis werd doorgebracht met het palaveren over de Grote Stad. Paarse Roberta zoog alle informatie op als een spons. Ze leerde de maniertjes en gebruiken van de poorters, de namen van de Stadmeesters, de tradities van de nachtwacht en de gebreken in sanitaire voorzieningen. Paarse Roberta was een gulzige leerlinge, maar besloot halverwege de lessen dat de stad haar maar moest aanvaarden zoals zij was en niet andersom.
Aangekomen aan de stadspoort namen de drie blinde monniken afscheid van Paarse Roberta en droegen de poortwachters op om goed voor haar te zorgen.
"Kunnen jullie mij helpen bij het vinden van mijn familie?" Vroeg Paarse Roberta aan de wachters.
De soldaten salueerden en na een beetje speurwerk vonden ze een adres. Onder een erehaag brachten ze haar naar een overdadig versiert huis waar een komen en gaan van rijke heren het haar niet makkelijk maakte om tot aan de voordeur te geraken. Paarse Roberta baande zich een weg totdat ze plots haar hele familie zag staan. Moeder, Vader en alle broertjes en zusjes vielen Paarse Roberta huilend in de armen. Het weerzien was zo heftig dat de poetsvrouwen een hele week nodig hadden om de vele traantjes op te dweilen.
Na de grote opkuis werd er een gigantisch feest gegeven. Iedereen was blij en gelukkig en niemand leed honger, dorst of kou. Na het feest lag Paarse Roberta alleen in haar veel te grote bed. Ze staarde naar het plafond en tuurde met haar geest de uitgestrekte sterrenhemel af. Ze keek naar de muren en daar doemde de vergezichten op die ze tijdens haar reizen had mogen aanschouwen. In haar dromerige blik lag het verlangen naar nieuwe horizonten en kon pas de slaap vatten nadat ze een besluit had genomen.
De volgende ochtend, net voordat de stad ontwaakte, maakte Paarse Roberta zich klaar om te vertrekken. Ze deed verse reiskleren aan en wierp een kritische blik op de nieuwe schoenen die ze tijdens het feest had gedragen. Ze zette de glimmende muiltjes terug op hun plaats en snoerde vol plezier haar oude knobbelschoenen vast. Daarna nam ze haar drie magische voorwerpen en sloop stilletjes door het huis. Voordat ze vertrok, nam ze eerst uitgebreid afscheid van haar broers en zussen. Paarse Roberta legde hen uit dat ze moest reizen, dat de Grote Stad niets voor haar was. Tot slot beloofde ze dat ze hen zo vaak als mogelijk zou komen opzoeken.
Met het ochtendgloren begon Paarse Roberta de stad te verlaten. Het deed een pijn om haar geliefde familie achter te laten, maar ze was er redelijk gerust in dat alles goed met hen zou gaan... ze waren veilig en zorgeloos. Paarse Roberta was al een eind van de stad vandaan toen ze zich omdraaide om alles goed in zich op te nemen. Ze zette haar grote hoed op die nu perfect paste en lachte. In haar hart maakte ze een ijzersterke belofte.
"Ik kom terug. Dat beloof ik."
*Toen kwam er een rattenvanger met een lange fluit en blies dit verhaaltje uit.*
Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.
Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.