hij recht zich iets hoger om haar wezen vast
te nemen de rug tegen het bed, zij langs hem
het huis van wantrouwen tijdens een intiem weerzien
matras dat kleeft onder geconsumeerde liefde
biljetten die zij in haar schoot legt, schudden zijn hand
hij kent haar van vroegere bezoekjes, verkleedt zich
in de bosjes schaamrood op geveinsde achtergrond
-het gordijn waarachter kinderlijke naïviteit standhoudt-
recht hij zich nog een keer hoger, rond haar gespreide lippen
tussen moederlijke benen uit een kindermond:
klinken zijn woorden onverstaanbaar: ‘jij bent de verraadster.”
van paardenmetafoor tot op z’n hondjes, het kussen van
katoensatijnen machtsspel, alsof hij diegene is die elke keer
zijn blik verliest in haar decorum, sensueel doch zonder dralen het
intiem toilet, verademing van geslachten, lachen ze samen (hij en zij)
lust is paardenmetafoor, afstandelijkheid van weer aankleden
in onuitgesproken woorden zonder betekenis, duiken zwemmers
in vijf minuten tijd (achter een boeket zonder bloemen) tussen
tuinen voor een paar biljetten extra, het water dat ze weggiet bij vertrek
(sleutels, portefeuille, iPhone) achter glasgordijn van wolken in een kus
(nat op beide wangen) voor een volgend weerzien recht hij de rug
iets hoger dan de liefde tegen het bed, zij langs hem