al jaren kom ik in dit kapsalon
de kapster kent mij (en ik haar )
verstaat mij met een half gebaar
hoe is het
zit je goed
mooi weer nietwaar
hoe kort mag het
heel kort
ik lach en knik
maar niet te diep
want anders stoor ik haar
ze woelt en kamt
wel goed gegroeid
en spreekt beleefd
niet over grijs of dun
wat stug toch hier en daar
een heel klein schaartje knipt
en knispert kleineschaartjestaal
haar hoofd gaat schuin
kijkt naar de krullen daar
de lippen lichtjes open
wat hou ik toch
van haar gespannen blik
niet vangen nee nu niet
zwijg en kijk
en droom maar
van het puntje van haar tong
voor ik een woord
over mijn lippen krijg
trekt ze de handdoek weg
geeft mij een spiegel
kust mij op mijn mond
het is gedaan zegt ze
doe maar je benen toe
en leg je neer
ik kom naast jou
want ik ben moe