Mijn verdord Ithaka
geërodeerd in haar bestaansdrang
ontdaan van haar mystiek, haar erotiek
onherbergzaam en erbarmelijk
geen ziel, geen hart dat er gedijt
Mijn verdoemd Ithaka
hoe keer ik ooit weer
naar die onbestaande helleput
ontlast en ontleed ligt ze daar
gieren plukken reeds haar karkas
Mijn verbouwereerd Ithaka
draagt de lasten en krampen
in tongen van eloquentie en vuilbekkerij
gekerm en tristesse vullen ieder hoogmis
in een goddeloos gebed
Ge moogt van geluk spreken
Ge danst in uw eigen vuil
Strooit zout in uw eigen wonden
tot ge nog net niet niets meer zijt
ge snakt naar bewaring
naar herinnering, ge klauwt u vast in geheugen
en daar slaat ge mij kreupel
tot bloedens toe en zonder verpinken
zo’n banaliteit is u reeds vergaan
ge wilt mij daar in die oneindigheid
daar bij u
bij uw laatste snakkende adem
om te zien of het mij deert
Moeders smeken om regen
verlossing van uw woestenij
het grimmigste april in jaren
zij wachten op een zondvloed, het einde
waarin alles zal vervagen
verloren en verzopen
als een kind op de kust
Uw naam zindert nog een laatste keer na
en deint vervolgens uit
tot het net nog niet niets meer is
Mijn verloren Ithaka
ik zal u nooit werkelijk zien sterven