Daan Janssens

Gebruikersnaam Daan Janssens

Teksten

paradijslijk

Moloch huilt nog steeds als titaan zijn onderdanen tanend onder glimmend brons glanzend in vlammendans draagt men zich over aan Moloch zoals die ooit huilde in de straten in de harten in de stegen opgestegen uit rookpluimen bedwelmd en beschonken schenken zij al wat aflaten afhandig maakt   Moloch schreeuwt als voorheen ook voortaan dient hij te worden gediend in de schittering van al wat schijn vertoont hoe niet al wat glimt en wij verder klimmen klauteren verbeten en uit marmer gehouden xanadu in onze levenloze harten het speelt ons parten hoe wij dartelend draven raven nachten gijzelen onze tanden bloot staren   ze sleuren u over straten uw lijf en leed tot in uw ledematen gezonken als afvallige als afgevaardigde van alledaagse sleur van hot naar haar naar hem naar het naar hoe wij allen met onze tanden bloot bloedend op de stoepstenen staan met fakkels in de hand heksenjacht op de verzopen kalveren in gedempte dokken waar de machiavel met schapenvel zijn huid duur zuur opgebroken opengebroken tandeloos radeloos en de longen uit de lucht schreeuwt   we huilen om elkaar schreeuwen onze huiden vol tot we geveld van het eindeloos vervellen neervallen wonden likken met opgeheven hoofd de hemel kussen ongenaakbaar zijn wij de gebarsten goden de halfhelden met nachten in onze ogen dauw op onze geslepen tanden als de ochtend onze ogen doet sluiten wij als nachten vervagen dagenlang tergend dragen wij onze lijven tot de nacht weer in ons ontwaakt wij in lichterlaaie de straten verlichten   huilend om elkaar huiden vol geschreeuwd geveld van dit eindeloos vervagen neergeslagen gezouten wonden met gebogen hoofd sterven ongenaakbaar eindig zijn

Daan Janssens
0 0

in vijf bedrijven

hun ogen tollen gezwollen uit hun uitgeholde kassen - klievend gestaar   als asgrauw diamanten steengruis tussen de pareltranen - als dolken schitteren                                                                         robijnrood geslepen - ijzig wit geblonken                                                                                              in de groeven mensenhuid                                                                             als getatoeëerd - het lichaam guernica                                                                                                                       scar tissue week geworden mens macht verworven beest onwerkelijk weerbaar weerbarstig in ademnood en ochtendstond - hels lawaai gloren aan oorlogsfront - hemels gedonder                                                                                                      schemeren de nachten                                                                                                         als heer en meester                                                                                                              als godenzanger                                                                        hun ogen bloeden - robijnrood gedrenkt                                                                                hun tranen dwalen - in lege straten   hun magen verkrampen gezwollen van zweren en bezwering - de wederopstanding   als zeeuws kobalt ijsgeworden levenslucht tussen de lijken - van verafgoding

Daan Janssens
0 0

zinnespel

I will show you fear in a handful of dust T.S. Eliot   onzin ik krijg u niet geschreven noch in woorden geworden wanneer uw handen de scherven inkt in mijn vingertoppen aftasten als rusteloze ruïnes in uw woestenij   zou ge dansen als ik het u vroeg zo gewoonweg domweg uw passen afstemmen op de mijne om een eenheid te veinzen in een compleet artificieel moment van bestaan   als een schaduwspel in een amper verlichte kamer weerkaatsen wij onze levenloze lijven vluchtig en gehaast haast gehaat in elkaars armen tussen voetstappen waarin razernij elegantie kent en hoe dat dan oorlogen zijn   want ik denk niet dat ge zou dansen al zou ik het u vragen ge zult u wel bewegen maar niet in eenheid in dissonantie waar gij mij tot op het einde zult weerleggen maar zo creëren we nog steeds al is het uit vernielzucht     waanzin ik vertrappel heelder werelden onder mijn voeten als dat betekent dat ik het sterven van de kosmos in uw ogen kan weerspiegeld zien   ik zal alles platbranden tot de laatste snipper enkel om dichter te staan bij de vlammenzee die zijn getijden kent in uw gedachten   ik zal het bestaan zelf verzwelgen enkel om de wreedheid van uw alles verterende vertederende glimlach te kunnen weerstaan   het einde der tijden kondigt zich aan…  maar voor mij vervat het enkel de oneindigheid die zit gevangen in uw onbegrijpelijke blik   grijp mij rijt mij aan s t u k k e n verscheur verbrand verslind verslind verslind verslind V E R S L I N D verslind elke letter die ik stot-ter doe mij dolen tot ik enkel nog kan voelen   wie gij zijt     zinloos naakt lijk ik te zijn begonnen ontdaan van de angst in uw stoffige handen een uitgehold clair-obscur van duister tegenover net iets donkerder   als ge daar dan ligt in uw gebroken armen van al die vernieling voelt ge dan niet de nood om gewoon langzaam te zwijmelen op al die vervlogen ritmes die ge liet varen   het schisma voltrokken en volkomen   ontregeld klauwt het verder bijna melancholisch compleet gestrand en ontredderd naast al die anderen met eenzelfde stel ogen ijzig en onbevattelijk   moet het dan zo en enkel zo ons volledig aan dat gruwelijk monster overgeven wegkwijnen in diezelfde stoffige angst die ik nooit echt in uw handen zag het is maar de vraag in hoeverre uw allesverslindende  honger naar zwijgzaamheid ons nog in staat stelt ooit uw onmogelijke dans te voltooien gij getooid in een soort kobalt ik uw schepper uw vernietiger en alles daartussen  

Daan Janssens
0 1

versgetijden

I.  ontredderd afgestompt ongekend dagelijks rumoer raast ergens nergens heen ik voel onmenselijk veel immense gevoelens immens veel im-mens Im Mensch Glauben Sie?   nee excuseer ik geloof niet en wij kopen niet aan de deur   maar ondertussen sta ik al jaren te pacht te pas en te onpas weeldig tierend tussen al dat volk die tirade aan stemmen waarvan er geen een geen enkel lijkt te wankelen rotsvast en onverbiddelijk slaan ze mij te niet de kleine profeet een nietige Ezra die in dit barre land zoekt naar zijn verlies vervlogen rijkdom allegaar.   ik zou u kunnen kussen, liefste lotgenoot al waar het dan dat ik u zou verdoemen tot een eeuwigheid in mijn armen   omarmd met al mijn mankracht ontmanteld in al mijn armoede   II.  ‘t zijn de kinderen van de desertie zonen en dochters van een april reeds vervlogen de grond is dor hun ogen tranen puur stoffelijk overschot de resten van hun onschuld in materie hun moeders voelen zich niet langer gehecht machinaal verwijderd ergens tussen nageboorte en nageslacht losgerukt van identiteit   men zou u maar al te graag definiëren u willen neerpennen gelijk ik nu doe ongeacht mijn intenties is mijn inkt niets niets meer of niets minder dan een ijdel wapen   kijk, ik zou u dragen als goddelijke profeten u doen neerdalen jef jef jef mijn Hindenburg uw Al-Djoedie en een onvergeeflijk einde aan al uw zonden als bannelingen als godvergeten volk   maar gepreek en gepalaver later strijkt ge nog steeds neer in goten en koterijen als beesten beesten gestrand aan de voeten van de rattenkoning als een gepolijste troon een troon met doornen, gelakt met uw kristallen tranen     III. gebarsten mannen staan met versplinterde tanden in bloederige rijen aan stukken gereten en paraat   hun klapperende gebit scheurt hun kaken aan flarden hun handen beven ratelende knoken als een slangendans vervellen hun sidderende lichamen versteend tussen de jaren barsten zij in tranen uit rollen over rauwe kaken en kussen zilte lippen de comateuze streling van hun bevroren huid   en mijn gedoornde armen als een christuskroon getooid in bloed rood bloed omdat het zo zeldzaam is omarmen lijven versleten geruïneerde restanten van waarheid en vervlogen leugens die als vleugels te pletter storten in het zilt     IV.   Ezra – Azra’il gevederd herrezen uit de tandeloze zee doods zolang er gegil te horen is uit de golven als dolle hellehonden de striemen van hun riemen grafzerken in het vlees vurige tongen vlammen hun gal geladen klanken als ijzeren engelen donderen zij verwoesten zij hunkeren zij huilen zij net als gij en ik   want ook wij zijn niet opgewassen tegen de wassende zee

Daan Janssens
0 0

Breekpunt

Het robijn van je onvrijwillige tranen loopt langzaam langs het gebroken wit van het porselein, tevens onvrijwillig uit de kast verwijderd. Je adem stokt, de randen van de voorzichtige scheurtjes in je kledij zijn rood omringd. Een doorn, ontsnapt uit de gebroken vaas, doorboort je vinger. Je staart me doods aan, de kilte snijdt door me heen. Je kijkt niet naar me. Je kijkt door me. Het harnas dat je zo net belaagde, breekt. Ik stort op mijn knieën en barst in tranen uit. Het blijft ijzig stil aan jouw einde van de kamer. Mijn geschrei vult het hele huis, maar het is jouw zwijgen dat het in zijn greep heeft. Terwijl jouw ademhaling zich vermant, verliest de mijne al zijn rede. Ik zucht, kuch en hap. Jij snikt, kermt of snottert zelfs niet.   De stilte blijft, maar je verlamming lijkt voorbij. Met enige voorzichtigheid, grijp je naar de hoek van de tafel, terwijl je enkele glinsterende scherven, bezoedeld met pijn, geparfumeerd met een zachte Merlot, aan de kant veegt. Je trekt jezelf op en plaatst je geschaafde voet tussen het voorgerecht en waar ik mezelf verloor. Met een gebroken sereniteit begeef je jezelf naar de bron van een hele hoop miserie: ik.   Je legt je hand, getekend door een verleden van gelijkaardige diners, op mijn schouder en fluistert me toe: “Rustig maar, alles komt goed. Neem jij een borstel, dan zorg ik voor een dweil en emmer water?”   De volgende ochtend word je wakker naast jezelf, mijn deel onbeslapen. Het matras draagt de laatste sporen van gisterenavond, een rode vlek ter hoogte van je knie en enkele druppels traan op je hoofdkussen. Je hoort een deur stilletjes openen en met even veel behoedzaamheid weer in het slot vallen. Ik leg een bundel paperassen neer op de schijnbaar maagdelijke eettafel en vervolg mijn weg naar onze slaapkamer. Ondertussen stroomt er een zachte straal water langs de blauwe plekken op je borst voorbij de schaafwonden op je benen in het afvoerputje. Terwijl jij een kamer in het huis en een eeuwigheid in mijn gedachten verder jezelf afdroogt, neem ik uit onze gedeelde kast wat van mij is. Ik ga aarzelend door enkele van je kleren, twijfelend of ik een souvenir wil overhouden aan mijn misstappen of gewoon wil vergeten.   Op het moment dat jij schijnbaar maagdelijk in de woonkamer verschijnt, vind je een verzameling papieren van verscheidene soort: een grote bruine envelop; een bundeltje haastig samengebonden bladeren, krom gedraaid van de inkt; en een pakje briefgeld, een zoveelste verontschuldiging. Mij, mij zal je hier niet meer terug zien. Je zal me wel nog overal vinden, de kras op de salontafel, de weggevaagde verf achter dat kleine schilderijtje in de keuken, de deuken in de badkamervloer. Dit huis is getekend door jouw grenzeloze liefde en mijn minachting. Ik ben vertrokken. Verdwenen met de noorderzon, zoals men dat zegt. Maar ik zie je nog steeds voor me, hoe je in al je vreedzaamheid me omhelst, me troost, terwijl ik het ben die de slagen uitdeelt. Ik vernietig. Jij geneest. Ik weet dat je het zal redden zonder mij, want ik was de reden van je nood aan redding. Ik heb het je gegeven, ik hoop dat ik je verlos.   Voor het eerst in jaren zie ik tranen rollen over je wangen, ze rollen, ze tuiten, ze lopen, als een waterval. De hoop papieren van verscheidene soort lijkt te verdrinken in je verdriet, je pijn van verlossing. Je hebt altijd van me gehouden, me liefgehad al was ik een monster.   Zelfs toen... zelfs toen ik je haar ontnam. Je enige kans op ware, onvoorwaardelijke liefde ontnomen. 

Daan Janssens
1 0

Opleiding

Naft voor Woord
Fameus op de Schaal van Dichter

Publicaties

Prijzen

Tweede plaats (met wildcard) in het traject Naft Voor Woord 2016 (met 'zinnespel' en 'versgetijden')