Soms voel ik mij zoals een koekje in een snoepwinkel.
Of zoals een ridder in een prinsessenkasteel.
En dan probeer ik daar de scherven van mijn eenzaamheid te lijmen met jouw troostende woorden.
De woorden die als dartelende tortelduifjes van tussen jouw lippen springen en met vol enthousiasme mijn trommelvliezen doen beven van geluk.
“Proef de kleuren van de wind. Dans op de mooiste verzen van het heelal en vertel de maan wat je allemaal gezien hebt.
Beleef het leven”, zeg je dan tegen mij.
Nog nooit klonk dit melancholisch bestaan zo simpel.
Nooit stopte de zwevende brei tussen mijn oren met schreeuwen, maar ze kwamen nooit tot zo’n liefdevolle conclusie.
Het verlangen te leven ontsprong in mij.
Ik voelde me een baby die de eerste hap naar adem nam en voor het eerst zuurstofbelletjes door haar bloed voelde stromen.
Het leven klotste als een woeste rivier terug in mij, wachtend op de eerste plons van emotie.