Het nest.

1 jul. 2020 · 25 keer gelezen · 0 keer geliket

De onderbuur plaatste een vogelhuisje. Het zou nooit naar beneden tuimelen, daar liet het kordate optreden van de klopboor geen twijfel over bestaan. De muren van de stadstuin maakten er een supersonisch gesnerp van. Wij hadden alles uit onze handen laten vallen en ons naar het raam gerept. Eindelijk gebeurde er weer iets tijdens onze afzondering. Van op de tweede verdieping volgden wij benieuwd de werkzaamheden. De ladder wiebelde op het milimetergazon tussen hortensiabloemen in de maak.

           “Het wordt een dorp.” gniffelde opa. ”Dit is nummer vijf.”

Wij wisten hoeveel nestkasjes er ondertussen hingen, maar voor de zekerheid telde Ellie ze nog eens na.

            “Och here toch…”blies pa. “Precies een Centerparcs. Daar trappen de mezen niet in. Daarbij: zij hangen verkeerd. Te laag en in de schaduw. Met al die hoge bomen aan de overkant.”

            De boor hield even haar bek.

            “Sshhttt!” beval ma. “Kom! Maak dat hij ons niet ziet. Geen ruzie met die rotvent.” Aan de zijkant van het gordijn trok zij Ellie naar zich toe. Maar dat belette opa, pa en mij niet om verder te gapen naar de kleine bungalows die plik plok aan de muur hingen. Chalets zonder Alpen.

            “Toch mooi hout. En die koperen daken, heel chic.” vond ik.

            “Oh ja?” pufte pa. “Er komt wel geen vogel op af.”

            Ma haastte zich de kamer in en duwde de transistor aan. Zij werd er zenuwachtig van.

            “Het is al goed.” klaagde zij en draaide de volumeknop fors open. “Non… rien de rien. Je ne regrette rien.” Een aftands nummertje dat zij in jaren niet meer had gehoord. Ma verstond geen Frans, maar dit wel. Zij neuriede enkele woorden mee en kwam weer tot bij de anderen. “Zie ons hier staan.” foeterde zij. “Een mooi gezinsportret, zo van beneden gezien.”

            Ellie telde nog eens. “Eéntje voor elk van ons.” besloot zij ernstig.

“Ik zie mij daar al hangen.” grapte opa. “Dan nog liever hier binnen. Zo opeengepakt.”

            Ik keek naar de open lucht. Uitvliegen, leek mij ook wel wat.

 

 

            Het hing. Goed stevig. De man probeerde het uit. Dan verplaatste hij de lichte ladder tot tegen de hoogste boom aan de overkant van het smalle perseel. Hij schoof de aluminiumstaven zo ver mogelijk uit, maar de andere bomen beletten ons te zien wat hij precies uitvoerde. Hij kwam nog even te voorschijn om op het gazon een zaag te halen.

            “Zie je wel!”zei pa. “Zoals ik zei. Teveel schaduw. Hopelijk gaat hij de boom niet verminken.”

            “Sadist.” zei ma tussen haar tanden. “Ik kan die vent niet uitstaan. Nooit een goeiendag, zelfs geen glimlach. En hoe hij naar je kijkt. Geen wonder dat hij geen vogels aantrekt.”

            “Wat wil je.” zei pa. “Een eenzaat.”

            Ergens in het midden van de ladder hield de man halt. De bladeren ritselden vervaarlijk. Dan spurtte hij naar boven. Wij begrepen niet wat hem bezielde. Hij morrelde in de groene kruin. Deed de hoogste takken wild wuiven en dan hoorden wij de zaag naar beneden kletteren, ontwaarden een uitgestrekte arm, een bruuske beweging, een voet die de lucht in veerde en het geflits van zonlicht op de metalen staven.

 

           

            De week nadien mochten wij terug naar school. Ellie vond dat maar niets. Ik had er wel zin in. Als ik thuiskwam  keek ik of er koolmeesjes op bezoek kwamen. Maar niets. Pa had gelijk. Het bleef doodstil. Er was teveel schaduw.

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

1 jul. 2020 · 25 keer gelezen · 0 keer geliket