Dorlan Slefficsroth

Over Dorlan Slefficsroth

Auteur en multimedia kunstenaar

Teksten

De kortjan

De 25-jarige dochter van Rachel O. uit Lommel heeft hommeles. Dat leert de publieke omroep ons met de foto van een romantisch bevloeiingskanaal.  Aan de Grote Fossé stond de wandelaarster oog in oog met een Grote Fusee. Een man met een zwarte hoodie die linksaf sloeg terwijl zij rechtdoor ging. Zodat hij zijn kortjan kon opdiepen en zij de tijd had om haar smartphone boven te halen. Om te filmen, niet om te bellen natuurlijk. Toen zij de bocht omging zat hij op een bankje verderop met zijn broek naar beneden. Zo omschrijft de zender van algemeen nut het met een alliteratie voor blozen en bloot. Zij kwam hier elke dag en wist wat de bocht te bieden had, ook al ging ze eerst rechtdoor. Niet echt een bevredigende uitleg. De dochter van Rachel O. stond er samen met haar Rottweiler en pitbull op te kijken. Toch godgeklaagd van die watjes die met wat training mensen in stukken rijten. Iedereen was in shock maar de 25-jarige dochter van Rachel O. bleef koelbloedig. Momenten met eeuwigheidswaarde worden stevig verankerd. Iedere wandelaar aan een plas weet dat zijn mobieltje na 19 uur een intieme vriend is. En het moet niet altijd een hoofdgerecht in een chic café zijn. Een roomtoetje doet je later ook watertanden. Ondanks haar paniek kon de dochter van Rachel O. de man kort filmen. Zo verklaart de staatsomroep nader onder het irrigatiekanaal. Met de woorden van moeder Rachel O. Zonder de beelden van haar dochter X die van ver genomen en onherkenbaar zijn. Nog een geluk dat de wandelende tak niet trilde als een espenblad. Anders had niemand kunnen zien wat de man deed. Want hij deed het, daar kan u van op aan. Hier, maar ook in de Lommelse Sahara en aan het plaatselijke Parelstrand. Natuurgebieden met exotische namen, koortsige aanbiedingen en veel korte jannen. Waar zelfs politiemensen in burger de knijf niet kunnen klissen. Met of zonder Rottweiler, pitbull of getrimde poedel. De roedel met het geschoren gezicht van rond de dertig (sic) zit steevast met zijn blote bips op de bank. De mountainbike naast hem in rust, de grijns onder zijn zwarte hoodie in de aanslag. Driftig zet hij door, in de hoop dat een wandelaar een deftig filmpje van hem schiet. En hem niet opnieuw met wazige beelden bij het politiekorps bespot en op sociale media floept. Hoed af voor het nationale relaas dat leest als een nachtspiegel. Het Warmste Plekje van Vlaanderen heeft zijn naam niet gestolen. Nu is niemand in het asielcentrum Parelstrand nog homeless.  

Dorlan Slefficsroth
9 0

Voortaan zou hij wij zijn.

Het viel niet in goede aarde, geef toe, er zijn grenzen. Hij wou niet langer als appelboom door het leven gaan en ging vanaf nu appelen en peren baren. De liefdesboom was in de verkeerde stam geboren, beweerde hij. Een opgesloten ziel. Hij werd wij. Te gek voor woorden. Er waren vooral Roomse bezwaren. Was Eva dan voortaan de peer? Een uitdrukking die de Hollandse linde niet meteen begreep ook al was hij zelf een hybriede. Fruit is fruit, opperde de gestutte notenboom, wat zoals steeds in dovemansoren viel. Nog een geluk dat hij geen bananen koos, grinnikte de zwarte bessenstruik, wat een apenland. De liefde is voortaan een wij, verbeterde de jonge laagstam, gedaan met dat hij en zij. Ondertussen kent iedereen een Adam met Adam. Iets wat de hazelaar maar matig apprecieerde. Hij, zei hij, sorry wij bedoel ik, wij dus, was al een zelfbevruchter en nu dit, nooit content. Laissez passer l’orage, oordeelde de reine-claude, wij fait de son cul ce qu’il veut. Wat de noordkrieken in een Franse colère deed schieten. Niet terzake skandeerden de bruine walnoten: eigen volk eerst, maar de andere fruitbomen konden dat gezwets al lang niet meer pruimen. Samen sterk, riep de moerbei. Waar de pereboom, de enige real one, theatraal en als een king aan toevoegde: vooruit! Gooi het op instagram en wij hebben hem liggen. Weg ermee! krijsten de stekelbessen en lapten er ook onterzake aan toe: linkse ratten! Wij nemen hem te grazen, slaan hem tot moes. Geen licht meer, geen lucht, geen leven. Stilte! De wind kon het niet meer aan en raasde doorheen de boomgaard. Takken werden afgerukt. Tot het over was. De tamme kastanje schudde zijn kruin. Hoog stak hij boven de andere uit. Er zijn niet altijd woorden nodig om de waarheid te zeggen.  

Dorlan Slefficsroth
29 1

Het nest.

De onderbuur plaatste een vogelhuisje. Het zou nooit naar beneden tuimelen, daar liet het kordate optreden van de klopboor geen twijfel over bestaan. De muren van de stadstuin maakten er een supersonisch gesnerp van. Wij hadden alles uit onze handen laten vallen en ons naar het raam gerept. Eindelijk gebeurde er weer iets tijdens onze afzondering. Van op de tweede verdieping volgden wij benieuwd de werkzaamheden. De ladder wiebelde op het milimetergazon tussen hortensiabloemen in de maak.            “Het wordt een dorp.” gniffelde opa. ”Dit is nummer vijf.” Wij wisten hoeveel nestkasjes er ondertussen hingen, maar voor de zekerheid telde Ellie ze nog eens na.             “Och here toch…”blies pa. “Precies een Centerparcs. Daar trappen de mezen niet in. Daarbij: zij hangen verkeerd. Te laag en in de schaduw. Met al die hoge bomen aan de overkant.”             De boor hield even haar bek.             “Sshhttt!” beval ma. “Kom! Maak dat hij ons niet ziet. Geen ruzie met die rotvent.” Aan de zijkant van het gordijn trok zij Ellie naar zich toe. Maar dat belette opa, pa en mij niet om verder te gapen naar de kleine bungalows die plik plok aan de muur hingen. Chalets zonder Alpen.             “Toch mooi hout. En die koperen daken, heel chic.” vond ik.             “Oh ja?” pufte pa. “Er komt wel geen vogel op af.”             Ma haastte zich de kamer in en duwde de transistor aan. Zij werd er zenuwachtig van.             “Het is al goed.” klaagde zij en draaide de volumeknop fors open. “Non… rien de rien. Je ne regrette rien.” Een aftands nummertje dat zij in jaren niet meer had gehoord. Ma verstond geen Frans, maar dit wel. Zij neuriede enkele woorden mee en kwam weer tot bij de anderen. “Zie ons hier staan.” foeterde zij. “Een mooi gezinsportret, zo van beneden gezien.”             Ellie telde nog eens. “Eéntje voor elk van ons.” besloot zij ernstig. “Ik zie mij daar al hangen.” grapte opa. “Dan nog liever hier binnen. Zo opeengepakt.”             Ik keek naar de open lucht. Uitvliegen, leek mij ook wel wat.                 Het hing. Goed stevig. De man probeerde het uit. Dan verplaatste hij de lichte ladder tot tegen de hoogste boom aan de overkant van het smalle perseel. Hij schoof de aluminiumstaven zo ver mogelijk uit, maar de andere bomen beletten ons te zien wat hij precies uitvoerde. Hij kwam nog even te voorschijn om op het gazon een zaag te halen.             “Zie je wel!”zei pa. “Zoals ik zei. Teveel schaduw. Hopelijk gaat hij de boom niet verminken.”             “Sadist.” zei ma tussen haar tanden. “Ik kan die vent niet uitstaan. Nooit een goeiendag, zelfs geen glimlach. En hoe hij naar je kijkt. Geen wonder dat hij geen vogels aantrekt.”             “Wat wil je.” zei pa. “Een eenzaat.”             Ergens in het midden van de ladder hield de man halt. De bladeren ritselden vervaarlijk. Dan spurtte hij naar boven. Wij begrepen niet wat hem bezielde. Hij morrelde in de groene kruin. Deed de hoogste takken wild wuiven en dan hoorden wij de zaag naar beneden kletteren, ontwaarden een uitgestrekte arm, een bruuske beweging, een voet die de lucht in veerde en het geflits van zonlicht op de metalen staven.                           De week nadien mochten wij terug naar school. Ellie vond dat maar niets. Ik had er wel zin in. Als ik thuiskwam  keek ik of er koolmeesjes op bezoek kwamen. Maar niets. Pa had gelijk. Het bleef doodstil. Er was teveel schaduw.

Dorlan Slefficsroth
25 0

Geen likes, geen leven.

Enkele zomers geleden streken wij neer in dit Land van Melk en Honing. Vogels zonder kooi. Een nest van vijf waarvan elkeen twee vrachten torste. Behalve ik. Één schouder diende om opa Anwar te stutten. En in te springen als het misliep met de plastic tassen van mijn jongere zus Sahna. Ik was veertien en een flink stuk sterker dan zij. In mijn armen en mijn hoofd. Ook al kwam ik moeilijk vooruit met de drie paar kousen en de vier t-shirts die ik over elkaar droeg om ze niet moeten mee te zeulen. Wij arriveerden juist op tijd. De dochter van onze vroegere buurvrouw ontving ons met open armen. Zij had hier de grote liefde en de lokale gewoonten ontdekt. Heerste over de nieuwe contreien en demonstreerde dat met gebak dat in de honing zwom. Een week na onze aankomst vernamen wij dat ons ouderlijk huis met de grond was gelijkgemaakt. En vonden wij hier ook de liefde. Van een compleet andere soort, maar niet minder zoet.   In het begin was het wennen. Die voorname gevels, die rechte banen. Allemaal piekfijn afgelijnd en afgeborsteld. De stilte, ook. De droom die de plaats van de nachtmerrie innam. De nieuwe taal. Klanken van een onbekende muziek. Pa had een IT-opleiding en in zijn computer-Engels zat voldoende van alles en nog wat. Ma was een schooljuf die werk vond in een kuisploeg van dames die er zozeer op los kletsten dat zij elke avond met een woordenvracht naar huis kwam, waaruit wij wel foute origines moesten ziften. En voor Sahna en mij bood de speelplaats de beste tolkopleiding. Wij papegaaiden elk gekwaak.   Sahna had geen idee wat ze later zou worden. Ik wel. Schrijver. Dat was het kordate antwoord als mij de vraag werd gesteld. Wat bij de anderen altijd voor een bezorgde blik zorgde. Schrijver? In de spiegel van hun pupillen kon ik de twijfel lezen. Och Roman jongen, laat dat maar over aan mensen van hier.   Eerst woonden wij in een huis met een vijvertje in de kelder en zwarte stippen op het slaapkamerbehang. Vlekken die uitgroeiden tot bolle bloemen met mauve randen. Gelukkig hadden wij, voor zij verwelkten, genoeg geld bijeengeschraapt om te verkassen naar een zonniger oord. Ik zelf had door het stapelen van blikjes en dozen bij de Pakistaan, voldoende om een tweedehands smartphone te kopen. En voilà, ik was zover. Hier stond ik, de aanstormende auteur met mijn eigen high tech materiaal.   Nu kon ik schrijven, maar ook herschrijven. Toevoegen. Weglaten. Copiëren en plakken. Monteren. De wereld naar mijn hand zetten. Die van vroeger, voor wij aangekomen waren. Die van nu. Die van morgen. Als een goochelaar. Een filmmaker met hoogstpersoonljke, geheimzinnige tekens. Ik bedacht vernuftige camerastanden. Lichteffecten. Imposante  ruimten.  Waarin ik mij kon nestelen en aan de anderen onderdak verschaffen. Ik tikte op mijn nieuwe speeltje van bij het ontbijt tot na de laatste hap. Soms de hele nacht door. Gelukkig met het lot dat mij naar hier had gevoerd. De plaats waar ik de aardbol in mijn grip kreeg met mijn smartphone. En te ademen in de cloud.   En dit was nog maar het begin. Ik keek uit naar de dag waarop ik mijn lezers vol verstomming zou slaan. Met mijn durf. Mijn aanpak. Mijn vernieuwing. Het bestaan werd gedicteerd met de hulp van mijn slimme foon. Ik mocht niet langer twijfelen. Mijzelf niet in vraag stellen. Integendeel. Ik moest er helemaal voor gaan, mezelf tonen, mijn kunstjes laten zien. Alleen de digitale doorzetter wint.   Mijn zakcomputer toonde mij de afrekening. Snel en zonder pardon. De toekomst lag niet in mijn handen, maar in die van de anderen. Geen likes, geen leven.   Ik moest goed uitkijken. Straks werden de muren van mijn nieuwe broedplaats ook nog neergehaald.

Dorlan Slefficsroth
15 0

De Sleutelkaart

Het leven was meer en meer zoals haar jurk die knelde, vooral in de oksels. Dan maken wij de armsgaten groter, grapte haar dokter en verzocht haar het katoen uit te trekken voor zij op de weegschaal stapte. Een schavot moet niet hoog zijn om je te vernederen. Alle katoen, beval hij nog en wees naar haar ondergoed. Om de centimeters van haar bestaan te optimaliseren, wou hij de laatste gram afwegen. Zij gehoorzaamde en kneedde het textiel tot een bolletje dat zij op de stoel achterliet. Een reuzenkeutel die haar vertederd toelachte. Wit roze ruitjes waren haar ding, al van toen zij klein was. Bij sommigen gaat een babykleur, een leven mee.   Het was snikheet op de bus waarmee zij terug naar huis reed, maar toch kon zij beter ademen dan bij de arts. Gelukkig had zij in zijn praktijk geen hoestbui gekregen, anders had hij haar buiten een bloedonderzoek en een scan, een hele rits testen voorgeschreven. Hij reageerde altijd bezorgder dan zijzelf. Alsof hij betaald werd om haar toekomst in het oog te houden. Sedert zij geen maandloon meer aan een waarzegster spendeerde, was dat ook zo. En met zijn bloeddrukmeter, stetoskoop en ander fonkelend gerief, kon hij beter in haar ziel binnendringen dan de sibille die alleen oog had voor haar tarotkaarten. In zijn doktershanden, voelde zij zich zelf de sleutelkaart. Dat was ook zijn geld waard. Verdikt? had hij lachend gevraagd toen hij naar een rationele uitleg voor haar beklemmend bestaan scheen te zoeken. De digitale cijfertjes van de weegschaal gaven hem ongelijk. Hij las ze tweemaal. Luidop. Keek naar de inscripties op zijn stralend computerscherm, dan naar haar doffe ogen en werd ernstig. Er was meer aan de hand. Stil kwam hij tegenover haar staan en beroerde met zijn rechterhand voorzichtig de plooien van haar gezicht. De zere zenuw in haar kaak was een wegwijzer. Met watten vingertoppen drukte hij kuiltjes vanaf haar keel tot aan haar borst en liet zijn ogen zakken. Hij wachtte de resultaten niet af om er bedrukt uit te zien. Maar zijn serieux stelde haar gerust. Hij gaf om haar.           Door het raam van de bus liet zij haar gedachten verstrengelen met de graffiti die haar als oude bekenden toewuifden. Zij besloot niet af te stappen bij de halte waar in grote letters EASY SUN op de gevel prijkte, het reisbureau waar zij als bemiddelaar werkte. Zij had geen man, geen marmot of papegaai om voor te zorgen en haar werk was haar leven. Tot een tijdje geleden. Tegenwoordig was het eerder de hel. Alles liep mis. Voor haar en de baas van het agentschap waar zij haar dagen sleet. Beiden verstikten in een ander web. Haar chef in het wereldwijde, zij in dat van haar hersenkronkels. Soms wist zij niet meer, welke bestemming zij haar klanten best kon aanraden. Zij liep verloren.         Zij zat de rit uit tot bij haar thuis.  Vandaag wou zij alleen in haar hoofd toeren.   Twee dagen later belde de dokter in de vooravond terwijl zij een etentje klaarstoomde voor haar boezemvrienden Jo en Geoff. Voor een keer klonk hij niet dreigend, wat zij verdacht vond. Zij liet de aardappel waarvan zij de bast en ogen had afgeplukt, in het water glippen, legde het keukenmes op de krant met afval en herhaalde mechanisch: Morgen 13 uur. Is oké, ja. De krantenkop boven de restjes titelde: De ontmoeting tussen de wereldleiders draait uit op een sisser. Zij drukte haar phone uit, staarde naar de doemletters van de morsige krant en was blij dat zij maar een voetnoot in de geschiedenis was.   Professioneel hees hij de zwart-wit foto’s de lucht in en wees naar de puntjes die over haar longen verspreid lagen. Gelaten keek zij ernaar en zag een sterrenhemel bij valavond. Even dacht zij terug aan de tarotkaarten waarop de Grote Arcana, de Dwaas, de Magiër, de Hoge Priesteres en de Keizerin pronkten tussen de zon, de maan en de planeten. Vluchtig vroeg zij zich af waarom zij haar lot niet langer aan hen had toevertrouwd. Maar zoals altijd zorgden de Handen van haar Heler voor rust. Enge woorden waaraan zij zich verwachtte, zoals kanker en uitzaaiing, kwamen niet over zijn lippen. Het moest ook niet. De melkweg onder haar ribben sprak voor zich. De arts zei wel iets van mutatie, dat het erg was, maar onder controle wa. Dagelijks één pil en het kwam weer goed. Zij rookte niet en dat hielp. Het klonk alsof zij verantwoordelijk was voor haar aftakeling of ze toch in de hand had. Nog even haar gewicht checken en zij kon beschikken. Ging een nieuwe afweging, het akelige nieuws misschien bijsturen? Tot volgende keer dan. Hij vulde haar ziektebriefje in en zei nog iets dat zij niet verstond omdat zij net een kledingstuk over haar oren trok. Zij vroeg niet om het te herhalen. Wel dacht zij terug aan wat hij de laatste keer had gestameld en glimlachte. Opnieuw hoorde zij het woord verdict en schreef het in haar hoofd dit keer met een c in plaats van een k. Grappig, hoe één teken een wereld van verschil maakt.         Kwiek zipte zij de jurk met de wit roze ruitjes weer dicht en keek haar Heiland aan. Hij wist wat hij deed. De armgaten leken al een stuk groter. Het werd tijd dat zij bij het volgende doktersbezoek iets anders aantrok. Straks ging hij nog denken dat zij een oude vrijster was. Pillen kunnen verraderlijk zijn, zei hij nog, en straffer dan je denkt. Volgende keer schrijf ik een pruik voor. Wij zien er goed uit en wij blijven er goed uitzien.         Opgelucht snakte zij naar adem en knikte ja voor hen twee.   De krant van van de dag noemde het een hittegolf. Opnieuw reed zij naar huis in een ovenwarme autobus. De temperatuur katapulteerde haar naar een tropische regio. Wat zij niet erg vond. Zij genoot., voelde zich opgelucht. Alsof zij eindelijk de juiste reisbestemming had ontdekt. De wereldtrip waarop zij al jaren broedde en die zij vanaf nu haar klanten kon aanbevelen. Een destinatie zonder beschaving, vooringenomenheid of poespas. De aller natuurlijkste. Gewoon: kamperen. Ergens op de buiten of midden in de wildernis. Knapzak pakken en weg wezen. Wegdromen. Elke nacht. Onder het gewelf van de dierenriem. Tussen de afbeeldingen zoals die in haar eigen uitspansel gegrift stonden. Haar binnenstebuiten tatoeage.         De bus wiegde haar en zij had moeite om niet in te dommelen. Het zonlicht wedijverde met de stralen van een broedkast.         Wat vraag je, schat?  vroeg de Marokaanse vrouw neuriënd op het zitje tegenover haar. Natuurlijk mag je mevrouw een koekje geven. Zij kuste haar woorden zacht in het oor van het kind dat zij in haar groene djellaba meedroeg. De velen meters stof die haar en het meisje als de bladeren van een kool bedekten, schenen hen van de moordende hitte af te sluiten. Het duurde even en dan reikte de peuter met een fuks gebaar, een chocoladewafeltje naar de overkant. Alsjeblief moet je zeggen, pruttelde de moederkool die uit voorzorg een kleenex van tussen de nerven plukte.         Alsjeblief, lispelde de hummel. Haar ogen keken recht doorheen de schim tegenover haar. Geholpen door de straling inspecteerden het kind de inscripties onder de huid. Bruusk duwde het kind het gebak naar voor en deed bij de vonk van haar gebaar, een dikke kruimel op de schoot vallen. Een bobbel midden op een ruitje. Het zakdoekje bleek niet overbodig.         Oeps! lachte de wit roze vrouw, Heel lief. Zij viste de chocoladebrok uit het vierkantje en stak hem met de rest van de wafel in haar mond. Strak bleef de peuter door haar heen staren. Tot de vrouw alles had doorgeslikt, haar vingertoppen had proper gedopt en haar japon had glad gestreken.         De plaats waar de kruimel op de jurk was terechtgekomen was een bruine moedervlek.         Zij lachtte ernaar en het meisje deed mee, voor het zich terug in de groene kool nestelde.         De baby ruitjes hadden voor goed geen leeftijd meer.

Dorlan Slefficsroth
43 0

Meisje van zestien

  Het appartement op de negende verdieping had iets van een stilleven. De late najaarszon zorgde voor een vreemd contrast. Als een gerichte spot die de helft van de living goudkleurig verlichtte en de rest onder een grauw zeil verstikte. Zij splitste het bestaan in wit en zwart. Hanne zat aan de verkeerde kant. Suf keek pa naar de ronde wandklok in de keuken. Vanop de salonbank zag hij er door de openstaande deur, recht op uit. Nog zo vroeg en bijna avond? De zondagen waren hun naam niet meer waardig. Hij trok zich recht en legde zijn haar in de plooi. Wat hij altijd deed sinds Esther hem verboden had de verveling van zijn lijf te krabben als hun dochter in de buurt was. Zich beheersen was voor hem geen lachertje. Opgroeien voor Hanne ook niet. “Zo zie ik het nieuws eens van bij het begin.” grapte hij in haar richting. “Bevertje, zap de teevee eens aan. Hopelijk zijn er niet teveel doden.” “Koop een smartphone, zoals iedereen.” beet zij terug. “Dan hoef je niet op het nieuws te wachten. Teevee is kut. En stop met dat bevertje.” Sinds Hanne een pedagogische instelling-zonder-examens bezocht, hanteerde zij een heftig taalgebruik. Alsof zij niets meer te verliezen had. Nors wierp zij haar mobieltje naast zich neer, scharrelde naar de afstandsbediening en gehoorzaamde. Zoals steeds. Voor hoelang nog? De witte straal die aanfloepte, wiebelde op de kadans van de kommentaarstem. Op de achtergrond loeiden politiesirenes en knalden revolverschoten. Onverstoord ging de stem verder. Op een vlakke toon, alsof zij een keukenrecept voorlas. “Het was juist rustig.” jammerde ma van achter het fornuis. De ene keuken was de andere niet. Haar weeklacht klonk van nog verder. Hanne zuchtte. Het werd tijd dat zij naar haar kamer ging om wat stilte met haar followers te delen. Voor de Instagram-familie was het nooit te laat of te luid. Haar internetverwanten hadden altijd een blij gezicht, een vrolijk hart. Snel hengelde zij terug naar haar gsm. Misschien had zij in de verloren minuten, belangrijke berichten gemist. Zij maakte het snel goed en dropte wat emoji’s. “Nepnieuws.” zeurde pa. “Het enige waar jouw smartphone toe in staat is.” Hij deed het woord “smart” tussen aanhalingstekens klinken, alsof er niet veel vernuft bij te pas kwam. “En vermist echt nieuws jou niet interesseert, kan je misschien de tijd nemen om het raam dicht te schuiven. Want zeg eens, wat gebeurt er vanavond? Zo snel donker en nog koud ook.” Onverstoord tokkelde Hanne verder. “Bevertje!” beval hij. “Schuif het raam dicht!” Geïrriteerd veerde zij recht, haastte zich naar het terras en liet de zware glaswand langs de buitenkant dicht glijden. Alsof zij zich buiten sloot en nieuwe opmerkingen wou afgrendelen. De kille avond plakte meteen tegen haar wang. Het deed haar goed. Zij verafschuwde de bevelen van haar pa, zijn opgefokt woordgebruik. Zij baalde van zijn taal, maar had vooral een hekel aan zijn troetelnaampjes. Wat dacht hij wel? Zij was geen kind meer, bijna een vrouw. Eigenlijk haatte zij hem. Had een afschuw aan het appartement. Behalve aan het uitzicht. Dat was cool. Even vergat zij haar wereldwijde webvrienden om in de verte te turen. Naar de stad, aan de andere oever van de stroom, van hun woonblok gescheiden door uitgestrekt groen en kunstmeertjes. Waterplassen waarop overdag piepkleine zeilboten dobberden. Heel chic. Op dit late uur, zorgden alleen de stemmen van spelende tieners voor wat leven. Over de reling keek zij in de diepte, naar het sportterreintje, voorbehouden aan de flatbewoners. Vandaag om te frisbeeën. Een rode schotel flitste van de ene hand naar de andere en ontlokte gedempte waw’s en yeah’s. Zij herkende meteen de jongen van verdieping vijf. Zijn stem was even irritant als zijn gezicht vol puisten. Als zij hem in de lift kruiste, durfde zij hem zelfs niet onrechtstreeks via de wandspiegels aan te kijken, uit angst te moeten overgeven. Wat een zielenpoot. Een opschepper zoals iedereen in dit gebouw. Hier huisden alleen mensen die aanzien wilden afdwingen. Toen haar vader een jaar geleden een fikse promotie bij de bank had gekregen, waren de muurhoge ramen, de namaak openhaard en het dure parket bedoeld als trapje hogerop. Of beter, als trap hogerop. Tot verdieping negen. Het nummer van de elite, zoals hij dat omschreef als er visite was. Bullshit. Gelukkig was er het uitzicht. De puistenjongen scoorde met veel kabaal. Zij hoorde hoe de anderen hem omhelsden en kneep vol walging haar ogen dicht. “Boe!” grapte pa achter haar rug. Het deed pijn in haar oor, alsof hij er een stop  in propte. Hij deed haar altijd pijn. Zij verstijfde, had hem niet horen aankomen. “Aan tafel!” beval hij. “Of heeft Bevertje geen honger?” Verkrampt zocht haar buik steun tegen de borstwering.  Op een dag zou zij de vaderaffectie niet meer aankunnen. Genoeg hebben van zijn grappen. Hij, de beul. Zij, het vaderskindje, de liefde van zijn leven, zoals hij dat bij diezelfde visites gevat omschreef. Gevolgd door een houterige aai over haar sluikhaar, alsof zij een puppy was. Zij was een meisje van zestien dat niet aanvaardde hoe hij van haar hield. Het moest anders, maar hoe?  Zij wou weg. De rode schijf beneden zoefde nog steeds van hand tot hand. Bij elke worp, elke opvang, deden de jongens uitbundiger. Brutaler. De frisbee werd een rode stip die kinetisch in alle richtingen danste. Een lichtpunt dat haar hypnotiseerde. Haar naar beneden lokte. Zij verzette zich niet. Dit was het moment. Zij was een vogel die zijn vleugels niet meer kon uitslaan. De zwaartekracht zou haar werk doen. Haar feilloos laten zweven. Tot op het zachte asfalt van het sportterreintje. Hanne zou het laten gebeuren. Ogen wijd open. Zo moest het. Eindelijk stilte. Op het ogenblik dat zij zich niet meer verweerde, sloeg pa zijn arm rond haar schouders en drukte zijn hoofd tegen dat van haar. “Het is al goed. ” suste hij. “Ik heb het begrepen, wij gaan het anders aanpakken, weg dat bevertje.” Eén enkele zin en de spookgedachte in haar hoofd plofte de dieperik in. Niet zij. Gaf hij dan toch om haar? Zou hij ooit een echte daddy worden? Goed dat zij niet sprong en hem een nieuwe kans gunde. Een meisje van zestien flitst snel van zwart naar wit. Soms op het nippertje.

Dorlan Slefficsroth
28 0