Het opbod

18 sep 2022 · 5 keer gelezen · 0 keer geliket

“Gisteren zag ik een uil op klaarlichte dag”, zegt Janus diep onder de indruk: “dat brengt ongeluk.”
Zijn vriend Boris kijkt hem verbaasd aan: “Heeft hij  geroepen?” 
“Een keer hoorde ik hem koekoek roepen.”
“Ik vraag mij af wie hier de uil is, uilen roepen oehoe, niet koekoek. Hij moet trouwens drie keer roepen alvorens hij ongeluk brengt.” 
“Zoveel verschil is er niet tussen koekoek en oehoe. Tegen mogelijke tegenspoed heb ik vandaag een stukje oesterschelp in mijn zak gestoken. Gisteravond heb ik ook snel over mijn rechterschouder naar de nieuwe maan gekeken.”
“Jij, die amper het verschil tussen links en rechts kent. Ben je zeker dat het niet jouw linkerschouder was want dat betekent pas ongeluk.”
“Je bezorgt mij de daver op het lijf. Waarom lach je me telkens uit met mijn geloof in omina?”
“Ach, zolang je geen haas bent tegengekomen of de eieren van je kippen pas na het donker hebt binnen gebracht valt het allemaal nog wel mee met die ongeluksbrengers. Zijn er nog andere noemenswaardige dingen gebeurd?”
“Vanmorgen vlogen én een roodborstje én twee vlinders de keuken binnen en na mijn ochtendwandeling volgde een vreemde hond mij naar huis. Dat zijn drie geluksbrengers op een rij.”
“Ja, maar ik zag dat je van de wandeling een ruiker hebt meegenomen met witte en rode bloemen, dat is om ongeluk smeken.”
“En dat klavertje vier dan? Een teken van puur geluk.”
“Je hebt niet goed geteld, kerel, het was een klavertje vijf en dat is een veeg teken.”
“Zullen wij maar ophouden elkaar de loef af te steken? Heb je trouwens  nog steeds dat konijnenpootje bij je?”
“Neen, Janus dat pootje heb ik gisteren naar jouw zwarte kat gegooid die mij voor de zoveelste keer voor de voeten liep.”
“Dag Boris, tot morgen.”

 

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

18 sep 2022 · 5 keer gelezen · 0 keer geliket