1.
Er was eens een prinsesje genaamd Roos,
waar elk spiegeltje aan de wand voor koos.
Op de vraag ‘wie is er de mooiste van het land?’
was er nooit enige discussie aan de hand.
Hierover bestond een algemeen akkoord:
zíj was de enige in haar soort.
2.
Nu moet je jezelf afvragen ‘wat is het dat telt?’,
het is niet alleen wat je ziet waardoor je hartje versnelt.
Haar rijkdom was enorm, en haar macht was groot,
maar zo het er naar uitzag, zou ze alleen zijn tot haar dood.
Haar enige vriend was de eenzaamheid,
want iedereen werd verblind door haar schoonheid.
3.
Vele edelmannen gingen naar haar kasteel hoog op een rots,
kwamen aan met grote ijdel, maar vertrokken zonder trots.
Ze werd bezocht door knappe prinsen uit verre landen,
maar allemaal stonden ze voor haar met hun mond vol tanden.
Waar was toch die prins op een wit paard,
die haar schoonheid evenaart?
4.
Voor een normaal bestaan zou ze alles geven,
op deze manier kon ze niet langer leven.
Ten einde raad schreeuwde ze luid,
de volgende onheilspellend woorden uit:
“Ik wil zo graag mijn schoonheid kwijt,
het is nu al zó lang dat ik er onder lijd.”
5.
Een slechte heks had haar smeekbede gehoord,
sloop het kasteel binnen en nam het woord:
“Lief meisje, ik zal je mijn gelaat geven,
maar in ruil moet jij wel 10 jaar zonder spraak leven.”
Diep bedroefd door een vriendeloos bestaan,
besloot het prinsesje op het voorstel in te gaan.
6.
Als bij toverslag veranderde ze in een lelijk vrouwmens,
ze keek in de spiegel en had meteen spijt van haar wens.
Het duurde niet lang voor de heks weer verdween,
maar eerst zei ze nog iets heel gemeen:
“Nu ben jij lelijk en ik prachtig,
jouw uiterlijk maakt mij almachtig.”
7.
Net te laat kwamen de bewakers binnen gerend,
en in de troonzaal troffen ze enkel iemand onbekend.
Ze herkenden Roosje helemaal niet,
al wat ze zagen was een lelijke griet.
En omdat ze geen klank meer kon uitten,
lag Roosje al snel met haar klikken en klakken buiten.
8.
Eerst wist ze met haar schoonheid en geld geen blijf,
nu had Roosje alleen nog de kleren aan haar lijf.
Nog steeds alleen, maar nu ook stom en met een misvormd gelaat,
moest Roosje zien te overleven op straat.
Elke dag moest ze bedelen om rond te komen,
van haar vroegere bestaan kon ze alleen nog maar dromen.
9.
Iedereen die haar passeerde keek op haar neer,
met uitzondering van één vriendelijke jongeheer.
Er was enkel medelijden in het begin,
maar al snel werd het lelijke eendje zijn vriendin.
Het was een vriendschap die niemand had kunnen voorspellen,
probeer maar eens iets zonder klank te vertellen.
10.
Gelukkig was het zo, dat na verloop van vele jaren,
de twee vrienden leerden spreken met gebaren.
Een taaltje waar niemand anders iets van verstond,
met gebruik van handen en zonder mond.
Over haar afkomst heeft ze echter nooit iets gezegd,
zo was de vriendschap zeker oprecht.
11.
Week na week groeiden ze naar elkaar,
tot de dag na het tiende jaar.
Roosje zou eindelijk met hem kunnen spreken,
spijtig genoeg had het lot het anders bekeken.
Haar enthousiasme sloeg al snel om in verdriet,
want net die dag verscheen de jongeman niet.
12.
Dat de jongeman werkelijk een prins was hield hij liever geheim,
omdat hij anders niet bij iedereen zichzelf kon zijn.
Hij was opgeroepen ten strijde de voorgaande nacht,
omdat zijn koninkrijk was aangevallen door een duistere macht.
En als prins heb je nu eenmaal de verantwoordelijkheid,
om je leger te leiden in de strijd.
13.
De aanvaller was een kwaadaardige heks met een leger almachtig,
niet alleen was ze heel mooi, maar ook heel krachtig.
Ze verblindde haar tegenstanders met haar schoonheid,
gepaard met haar tovenarij won ze zo elke strijd.
Ze trok door het land en wou alleenheerschappij,
iedereen had schrik en was de wanhoop nabij.
14.
Maar in dit verhaal is er ook een goede tovenaar,
uiteraard met een lange baard en spierwit haar.
De prins liet zich betoveren om haar schoonheid te weerstaan,
zo kon hij na al die jaren oorlog de heks toch neerslaan.
Door die slag werd niet alleen de boosaardige heks geveld,
hierdoor werd ook aan al haar betoveringen een einde gesteld.
15.
Daardoor was het mooie prinsesje teruggekeerd,
maar Roosje had haar lesje nu wel geleerd.
Vanaf nu droeg ze steeds een zonnebril,
ook al was het buiten koud en kil.
Zo zorgde ze er voor dat iedereen haar kon aankijken,
zonder voor haar pracht te bezwijken.
16.
Na de strijd keerde de moedige prins zo spoedig als mogelijk terug,
op zoek naar het meisje dat leefde onder de brug.
De prins zocht overal en klopte op alle deuren,
maar het meisje was nergens meer te bespeuren.
Radeloos besloot hij naar het kasteel te gaan,
misschien wist daar wel iemand van haar bestaan.
17.
Zoals zovele prinsen hem voor gingen,
mocht ook hij als adel de troonzaal binnen.
Hij herkende echter niet zijn vriendin de bedelares,
want ze had nu terug het gelaat van een wondermooie prinses.
Gelukkig kon ze meteen alles verklaren,
met slechts het gebruik van enkele gebaren.
18.
Op enkele seconden stond de prins heel dicht,
en nam de zonnebril van haar gezicht.
Niet meer verhuld stond ons prinsesje daar,
en toch kon de prins kijken naar haar.
Nog steeds betoverd kon hij haar aanschouwen,
ook al was ze veel mooier dan andere vrouwen.
19.
Daardoor verloor de prins volledig het noorden,
en nu kwam híj niet meer uit zijn woorden.
Hij deed toen plots een eigenaardig gebaar,
En iedereen in de troonzaal keek verbaasd naar elkaar.
Maar het prinsesje wist wat hij zei door zijn handen samen te vouwen:
‘Ik hou van jou, wil je met me trouwen?’
=> Samenwerking met illustrator gezocht: iljavandenbergh@gmail.com