Iljavdb

Gebruikersnaam Iljavdb

Teksten

Een nieuw begin

Ik wil geen slaaf zijn van het lot en mijn leven in eigen handen nemen, maar ik vrees dat er geen keuze is. Alles kent een begin. En waar een begin is, is een einde. Het is onmogelijk het ene los te koppelen van het andere. Het zijn natuurlijke tegenhangers van elkaar die elkaar in balans houden en elkaar nodig hebben om te kunnen bestaan. Ying en yang. Geen goed zonder kwaad, geen zoet zonder zuur, geen genot zonder pijn, geen liefde zonder haat. Die balans is een bijzonder merkwaardig, maar onmiskenbaar universeel gegeven. Als we de idee dat alles in balans moet zijn doortrekken, dan wil dat zeggen dat waar een einde is, ook een begin moet zijn. In de natuur zijn er bijzonder veel voorbeelden van micro- of macroscopische processen die zichzelf in stand houden door cirkelbewegingen. Het duidelijkste en meteen ook belangrijkste voorbeeld daarvan is water, dat in al haar vormen (vloeistof, gas, ijs) globaal circuleert en nooit stopt met bestaan; het neemt alleen maar een nieuwe vorm aan. Ook nagenoeg alle godsdiensten bekrachtigen het idee van een nieuw begin door te beweren dat ons leven niet stopt als ons lichamelijk omhulsel sterft. Meestal wordt daar dan een paradijselijk, maar vooral voorwaardelijk, hiernamaals aan gekoppeld dat ons moet stimuleren om de door hen opgelegde moraliteit en zeden na te leven, maar misschien is het allemaal niet zo groots en ingewikkeld. Misschien starten we gewoon opnieuw, zoals reïncarnatie dat poneert, maar dan willekeurig, zonder hiërarchie en zonder dat een hogere macht zich met ons bezig houdt. Een eindeloze lus die volautomatisch draait. Een perpetuum mobile waarbij elk tandwieltje elk andere tandwieltjes draaiende houdt in een oneindig proces zonder wrijving. Elk leven, of dat nu een mens, een dier of plant is, is daarbij niet meer of minder belangrijk in het grote geheel. Een boom van 1000 jaar oud is minstens even significant als een pasgeboren baby. De boom sterft, de baby wordt oud, en telkens opnieuw worden ze vervangen door iets nieuws. Alles heeft belang, maar niets heeft echt betekenis. De machine blijft immers draaien en houdt zichzelf in gang. Tot in de oneindigheid. Als ons leven, hoe onbelangrijk ook, deel uitmaakt van zulk  een kringloop, dan hebben ook alle ogenschijnlijke toevalligheden die onze levensloop bepalen een vooraf gedetermineerd patroon waar niet van kan afgeweken worden. De indruk dat gebeurtenissen onvoorspelbaar zijn, lijkt dan in feite enkel zo omwille van hun ingewikkeldheid of door de verscheidenheid van factoren die veranderingen teweegbrengen. De meest gekende metafoor in die zin is dat een vleugelslag van een vlinder een orkaan kan veroorzaken aan de andere kant van de wereld. Tevens zal elk gevolg van een handeling als positieve terugkoppelingsfactor uiteindelijk haar oorzaak in stand houden. Tot op het punt waarop oorzaak en gevolg terug samenvallen. Wanneer alles samenkomt om opnieuw te beginnen. Dat is waar ik nu sta. Maak je dus maar geen zorgen. Ik ga niet dood, ik begin alleen maar opnieuw.  

Iljavdb
5 1

Hotel

Uitgeput en bezweet laat hij me achter op het grote bed van de hotelkamer. Het liefst wil ik nog even langer in zijn armen liggen, maar de hitte is ondraaglijk en hij had nood aan verfrissing. Met ogen vol vuur kijk ik hem na terwijl hij zich naar de badkamer begeeft. Hoe onwaarschijnlijk ook na onze marathon sessie van zoeven, heb ik bij dat aanzicht meteen terug zin. De grote raampartijen geven me een mooi zicht op de stad die baadt in het licht van de ondergaande zon. Het gaat zo meteen stormen, dat proef je in de lucht, maar momenteel is er enkel de verzengende hitte als voorbode van wat komen zal. Een zweetdruppel rolt als een parel van mijn gebruinde huid, en zoekt zijn weg van mijn sleutelbeen tot aan mijn navel. Voldaan krul ik op mijn rechterzijde en verdwijn ik even volledig in de zachte aanraking van de zijden lakens. Ik zou kunnen spinnen als een kat. Een briesje doet de witte ondergordijnen dansen en bezorgt mij een welkom moment van verkoeling. De olie waarmee hij me inwreef maakt dat de zweetdruppels mooi op hun plaats blijven en een bijna buitenaards landschap vormen op mijn  huid. De korte haartjes op mijn bovenbeen komen even recht te staan, door de aanraking van de lucht, of door de herinnering aan zijn handen die hun weg zochten over mijn lichaam. Alles is nog hypergevoelig en mijn hele lichaam tintelt nog na van de verrukking die me zonet had overspoeld. Ondanks de hitte heb ik heel eventjes kippenvel, wat een prachtig schouwspel creëert in combinatie met de zweetparels en rechtstaande haartjes op mijn geoliede huid. Het gebeurt niet vaak, maar op dat moment geniet ik met volle teugen van het aanzicht van mijn eigen lichaam. Een spontane glimlach verschijnt op mijn aangezicht en ik rol van foetus houding naar mijn rug terwijl ik mijn lichaam volledig strek. Als een sneeuwengel staar ik tevreden naar het plafond. De reflectie van de zon in het raam gecombineerd met het dansende ondergordijn creëert een spel van licht en schaduw op het plafond dat me doet denken aan onze verleidingsdans een paar uur voorheen. De deur was amper toe toen hij me vastnam en brutaal naar zich toe trok. De eerste aanraking van zijn lippen op de mijne veroorzaakte een schokgolf. Eindelijk. Zijn lippen. Eerst zacht en zoekend, dan hard en passioneel. Onze ademhaling versnelde. Handen die verkenden en een manier zochten om elkaars kleren zo snel als mogelijk van het lijf te trekken. Een bonzend hart. Ik voelde dat hij klaar voor me was en ik wou neerdalen om hem te plezieren, maar hij hield me tegen en trok me bij mijn polsen terug naar omhoog. “Straks,”  fluisterde hij zacht maar bevelend, en duwde me op het bed, waarna hij beheerst zijn broek open maakte. Traag, knoopje per knoopje, terwijl hij me uitdagend aankeek. Na wat een eeuwigheid leek, ging hij op me zitten, maar liet me niet toe hem aan te raken. Vervolgens nam hij mijn handen en bond ze vast met zijn broeksriem. Terwijl hij met één hand mijn handen boven mijn hoofd in de matras duwde, trok hij met het andere hand mijn hemd open en ging op verkenning. Eenmaal voldaan, duwde hij mijn hoofd zijlings, diep in de lakens, en kuste me ruw in mijn nek.  Onderdanig liet ik mijn handen liggen terwijl hij al kussend afzakte naar beneden, tot tussen mijn benen. Mijn initiële schrik voor zijn dominante houding en hardhandige aanpak veranderde op dat moment in totale overgave. Hij nam bezit van me en mijn hele lichaam rilde van plezier. Ik deed vanaf dat moment alles dat hij me gebood te doen. Ik was van hem. Starend naar het schouwspel op het plafond bedenk ik me dat waarschijnlijk niet iedereen zoveel geluk heeft. Hoe lang had ik hier al niet over gefantaseerd? Hoe lang had ik niet getwijfeld? Eindelijk was het werkelijkheid geworden, en die realiteit was zo prachtig dat ik wist dat ik ze opnieuw zou proberen beleven. Ik bedank hem als hij uit de badkamer komt en enigszins ongemakkelijk aanvaardt hij; onwetend wat ik er werkelijk mee bedoel. Hoe kon hij ook weten wat hij had teweeg gebracht? Dat hij mijn wereld had veranderd met slechts één passionele nacht. Hoe kon hij weten dat het mijn eerste keer was? Zoveel jaren verspild, maar dankzij hem kon ik mijn twijfels loslaten en eindelijk toegeven wat ik wou, wie ik was. Ik heb hem na die nacht nooit meer gezien, maar ik heb daarna ook nooit meer met een vrouw gevreeën.

Iljavdb
6 2

Dankbrief

Beste Sara Deze brief is om je te bedanken. Het was voor mij zeer bevreemdend om iemand onbekend toe te laten en zulke persoonlijke zaken te vertellen, maar toch was ik vanaf het eerste moment op mijn gemak. Ondanks de intieme aard van de gesprekken en de sterke zelfreflectie die je van me vereiste, verliepen de sessies zeer ongedwongen. Dat je dat voor iemand als mij in zo een omgeving kon creëren is sterk, zeer sterk. Misschien had je de situatie mee, misschien was het een toevallige klik, misschien is dat wel net jouw kwaliteit, of misschien ben je gewoon zeer goed in je vak.. wat het ook was, het was zeer bevrijdend, en daarvoor wil ik je oprecht bedanken. Ik heb me al afgevraagd of ik het zo aangenaam vond omdat het allemaal over mij ging, omdat ik alle aandacht kreeg, maar dan maak ik me de bedenking dat ik het helemaal niet leuk vind om in het middelpunt van de aandacht te staan, dus dat biedt ook geen verklaring. Het enige noemenswaardige dat ik in de gesprekken bij jou gedaan heb, is eerlijk en open communiceren -iets dat beter iedereen zou doen, ook al doet dat soms pijn.  Een beetje meer eerlijkheid zou zonder al te veel moeite al snel een veel mooiere wereld maken! Eerlijkheid vergt voor mij wel minder inspanning dan mezelf erkennen voor wat ik kan, of zoals jij het zei, mijn ‘wauw’ momenten opsommen. Na lang nadenken kwam ik samen met jou tot drie momenten, waaruit bleek dat ik uitdagingen opzoek. Bijzonder frappant daarbij was de vaststelling dat ik enerzijds wel een uitdaging lijk te zoeken, maar het anderzijds ook niet te veel moeite mag kosten precies - misschien is het wel net dat laatste dat me heeft genekt en is die gemakzucht mijn eigen bron van ongeluk geworden? Het is me dankzij jou duidelijk dat ik me meer moet focussen op mijn creatieve kant, dat dit ook waardevol, of zelfs belangrijk is voor mij, om gelukkig te zijn. Ik maak mezelf wijs dat ik geen verdere stappen in die richting zet omdat ik vind dat creativiteit ‘slechts’ een hobby kan zijn, maar de echte reden is angst. Zowel om te falen, als de angst dat dit nooit een job kan uitmaken waar je welvarend mee kan zijn; een waarde die ik hoog in het vaandel draag. Wat verder ook duidelijk naar voor is gekomen uit jouw vragenvuur is dat ik gemakkelijk analyseer. Echter, als je alles overdenkt, dan durf je niet meer te ondernemen, want er is altijd wel een reden om het niet te doen. Er is altijd een risico en dan is er altijd weer die zelf gecreëerde faalangst en gemakzucht. Stick to what you know, dat is veilig en zeker, maar geeft natuurlijk weinig ruimte voor initiatief en creativiteit. De natte droom is en blijft nog steeds één écht origineel idee hebben, Sara. Het ‘gat in de markt’ idee: iets innoverend, iets nieuws, iets wereld verbeterend, iets lucratiefs… Alles ineens dus!  Maar misschien ben ik daar te streng voor mezelf en is ideeën aanpassen of verbeteren ook creatief werk. Immers, alles is al eens gedaan, en is deel van het collectief geheugen. Misschien heb ik wel een ondersteunende in plaats van een innoverende functie in het leven. En misschien is dat ook gewoon wel oké. Wat het ook zij, het resultaat van wat ik doe moet indruk maken, dat lijkt belangrijk te zijn voor mij. Ik vraag me dan af of niet iedereen die erkenning opzoekt, zeker als ze iets creëren, maar ik heb dat voorheen nooit echt durven toegeven voor mezelf. Het is een realisatie die uit onze sessies voortkwam, en dus alweer een reden om jou deze brief op te maken. Maar laat ik eindigen met het mooiste compliment van al: je hebt me overtuigd van iets. Mijn ervaring tot hiertoe met professionele begeleiding is dat ik steevast de therapeut doorzag en het meer een psychologisch spel werd, dan dat het een hulp was. Bij jou stelde ik me daarentegen verbazingwekkend genoeg meteen open en je gaf me de middelen om mezelf de juiste vragen te stellen. Je hebt me niet alleen geholpen, je hebt me ook doen geloven in wat jij doet. Ik vermoed dat dit is omdat jij dat goed doet. Bedankt.

Iljavdb
12 0

Maude

Er bestaat geen grotere kwelling dan wachten. Zenuwachtig pulkte ik aan een houten splinter in het bankje waar ik op zat en reflecteerde op mijn leven. Hoe kwam het dat ik, een jongeman met nog een heel leven voor zich, hier beland was? Ik heb altijd goede cijfers gehaald op school, was niet de populairste, maar werd ook niet gepest. Mijn brede schouders, donkere ogen en uitstekende kaakbeenderen maken dat ik een zelfzeker voorkomen heb, ook al was dat in werkelijkheid niet steeds het geval. Ik ben introvert en onzeker, maar als ik iets probeer te bereiken, dan lukt me dat meestal wel, zowel in mijn privé leven, op school als in mijn latere carrière. Wat was er dan in godsnaam gebeurd waardoor ik nu zo in de nesten zat? Over het algemeen weet ik heel goed waar ik naartoe wil. Als ik een doel voor ogen heb, dan kan niemand me doen afwijken. Niemand, behalve Maude dan. Zij was de enige die me tot roekeloos gedrag kon brengen. Ze had een twinkeling in haar oog die nooit iets goeds voorspelde, maar me tegelijk ook kon doen veranderen als was in haar handen. Ik deed alles voor haar, zelfs met gevaar voor eigen leven. Een enkele keer heb ik er zelfs bijna letterlijk mijn eigen leven bij ingeschoten. Maude was mijn buurmeisje toen ik opgroeide. Ik ken haar al zo lang ik me kan herinneren. We waren in de tuin aan het spelen, een jaar of 13 oud denk ik, toen ze op een bepaald moment zei “ik heb een idee,” en me gebood haar te volgen. Ik wist toen al dat dit niets goeds betekende, maar kon het niet laten haar te volgen. Die verdomde twinkeling. We namen onze fiets en reden een kleine kilometer de stad uit. Het was midden zomer en de zon brandde onze hoofden. Mijn zwarte haren en vale huid maakten me geen al te beste vriend met de zon, maar ik verkoos ze toch boven de regen. Maude leek er minder last van te hebben. Bij het minste sprankeltje zon op haar huid kreeg ze een prachtige bruine teint die bleef tot in de winter. Ook haar krullend bruin haar was zeker en vast een genetische restant van een zuiders verleden, terwijl haar groenblauwe ogen dan weer neigden naar een meer noordse invloed in haar bloedlijn. Hoe ze was samengesteld was niet duidelijk, maar het resultaat was leuk om zien. Het was pas op latere leeftijd dat ik echt inzag hoe prachtig ze wel was. Heel de weg lang vroeg ik haar waar we naartoe gingen, maar ze wou niets lossen. “Je zal wel zien,” zei ze steeds. ”Je gaat het leuk vinden. Stop nu toch eens met zeuren.” Ik volgde haar via een grindweg tot aan een oud gebouw. Vervallen en verlaten. “Ik denk dat mijn opa hier nog heeft gewerkt,” zei ik. “Ze deden iets met textiel geloof ik.” “Ja, kan zijn,” zei Maude ongeïnteresseerd en sprong van haar fiets, die ze respectloos langs de kant van de grindweg liet vallen. Ik stapte ook van mijn fiets en plaatste hem naast die van haar, netjes op zijn pikkel. Ze rende lachend naar de grote poort van het gebouw, en ik rende haar achterna. “Die poort ziet er gesloten uit,” opperde ik. “Er is geen enkele poort die mij kan tegen houden. Kom.” Ze wenkte me om haar te volgen langsheen de omheiningsdraad die wel 2 meter boven ons uit torende. “Hier geraken we nooit over,” probeerde ik opnieuw. “Waarom er over, als je er door kan?,” zei ze gniffelend. Ze kroop achter een grote struik die vergroeid was met de omheining. Opnieuw volgde ik haar zonder vragen te stellen. Eenmaal door het dichte bladerdek gesparteld, onthulde zich een soort tunnel tussen de takken door. Het had bijna iets sprookjesachtig, ware het niet dat het leidde naar een misdrijf. Mogelijks kwam het door de claustrofobische omgeving, maar het besef van wat ik aan het doen was, kwam plotsklaps bij me binnen, en angst maakte zich meester over me. Alsof ze het aanvoelde draaide Maude zich om en zei: “Ik ben hier vorige week met mijn broer en zijn vrienden geweest. Er staat geen stroom op de draad, en er is geen alarm. Je moet je geen zorgen maken.” Zelfzeker kroop ze door het gat in de draad. Helemaal niet gerustgesteld, maar juist gewezen op bijkomende gevaren waar ik zelfs nog niet aan gedacht had, zette ik tegen beter weten in door. Ik wou geen gezichtsverlies lijden. Zeker niet bij Maude. Als twee gedetineerden die probeerden ontsnappen uit een gevangenis maar de verkeerder richting uit liepen, renden we gehurkt over het binnenplein richting het gebouw. Het terrein was verlaten en we waren een heel eind verwijderd van de openbare weg, maar toch voelde het alsof er elke moment een schijnwerper op ons zou schijnen en een alarm zou afgaan. De adrenaline joeg door mijn lijf als we een grote stalen deur bereikten aan de zijkant van het gebouw. Naast de deur bevond zich een poort aan een grote lager gelegen inrit. Dit was zeker waar de vrachtwagens destijds kwamen laden en lossen. De stalen deur stond gelukkig op een kier en met veel moeite sloegen we er met verenigde krachten in het gevaarte verder open te wrikken, net genoeg om ons tussen de smalle opening te wringen. In de geborgenheid van de fabriek maakte mijn angst plaats voor enthousiasme. De onbekende ogen die me daarnet gade sloegen, konden niet binnen kijken. We hadden het gehaald. De desolate fabriek had de muffe geur van oud en nat papier. Overal lagen plassen regenwater van de regen die door het kapotte dak was binnen gesijpeld. Eigenaardig genoeg had het pand in al zijn mistroostigheid iets magisch. De lichtbundels die die zon als pijlen door de resterende propere plaatsen op de lichtstraten naar binnen schoot, creëerden een bijna feeëriek sfeertje. We voelden ons veilig en begonnen als kleine kinderen rond te rennen. Maude imiteerde een vliegtuig en ik deed mee. Zo vlogen we heel het gelijkvloers rond. We giechelden en speelden met de knopjes van de achtergebleven machines, deden alsof we de directeur van de fabriek waren, en haalden allerlei ongein uit. Ik had de tijd van mijn leven. Plots zei Maude: “Kom, we gaan eens boven zien. “ Maar er is geen verdieping meer,” merkte ik op. ”Neen, maar wel een dak,” zei ze grijnzend. Weer die twinkeling. Weer volgde ik tegen beter weten in. Een oude metalen trap leidde ons naar een passerelle, vanwaar, vermoedden we, de directeur of opzichter de werknemers gade sloeg. Te midden van de passerelle bevond zich een ladder in een koker bestaande uit metalen traliewerk. Alhoewel oud, zag het ding er best nog stevig uit. Maude ging, zoals steeds, voorop. “Kom, daarboven is een luik!,” riep ze uit, en op enkele seconden was ze bovenaan de trap geklommen. Aarzelend volgde ik. “Kom me helpen, ik krijg het luik niet in beweging.” Ik kroop in de smalle koker tot naast haar. Haar heup drukt tegen de mijne en ik voelde haar ademhaling. Haar krullend bruin haar kriebelde aan mijn gezicht. Ik keek haar aan en slikte. “Wel, ga je nog helpen duwen?,” vroeg ze geïrriteerd, en duidelijk geheel onbewust van wat deze onverwacht intieme situatie met me deed. Ik plaatste mijn schouder tegen het luik en besefte dat dit het moment was waarop ik mijn mannelijkheid moest bewijzen. Alsof mijn leven er van af hing duwde ik tegen het luik, dat piepend open sloeg. Door de beweging verloor ik heel even mijn steun en gleed met een van mijn voeten van de trede van de ladder. Ik schaafde mijn ellenboog lelijk aan de zijkant van de koker, maar kon mijn val opvangen door mijn oksel aan de bovenste trede te haken. Mijn ene been bengelde enkele meters boven de passerelle. “Goed gedaan, superheld van me,” Zei ze lachend. “Kom je mee?” Ik glimlachte omwille van haar opmerking, maar was vooral trots dat ik het luik had open gekregen. Ze reikte me de hand en trok me terug naast haar. Ik had daar nog wel even kunnen blijven zo dicht bij haar, en had reeds een grappige commentaar klaar, maar nog voor ik iets kon terug zeggen, kroop ze door het mangat op het dak. Opnieuw volgde ik gedwee. Eenmaal buiten moest ik even wennen aan de verandering van omgeving, en in het bijzonder aan de lichtsterkte. Het donkere fabriek met slechts enkele lichtbundels werd plotsklaps ingeruild voor een zonovergoten zwart dak. De zon prikte in mijn ogen terwijl ik op het warme asfalt kroop. Maude was al meters verwijderd. “Wacht op me,” riep ik haar na. “Kom dan, superheld.” Ik veerde recht en liep haar achterna, nog steeds half verblind door de zon. Bij de vierde stap wist ik meteen dat er iets mis was. Ik voelde het dak van onder mijn voet wegvallen en slaakte een luide gil. Nog maar net kon ik mijn armen vasthaken aan de ijzeren constructie waarop de ruiten van de lichtstraat rustten. Ik hoorde het glas onder me in duizend stukjes uit elkaar spatten. Mijn benen bengelden op zeker 6 meter van de begane grond. Angstig riep ik Maude. Ik probeerde mijn rechterbeen terug op het dak te krijgen, maar een in het kader overgebleven glasscherf sneed daarbij in mijn zij , waardoor ik mijn grip verloor en mij maar ternauwernood kon vasthouden. Ik voelde het bloed langs mijn middel naar beneden lopen en schreeuwde het uit van de pijn. Ik proefde het zout van mijn tranen op mijn lippen. “Maude,” riep ik terug, “Help!” Maude kwam aangerend, maar hield op ongeveer een meter verwijderd halt. “Wat doe je?,” vroeg ik angstig. “Sorry, maar ik kan niet helpen.” “Wat? Waarom niet?” zei ik verbaasd. “Je bent er pas doorgezakt op het tweede raam. Ik kan niet bij je geraken zonder zelf op een raam te gaan staan, en dan zak ik er misschien ook door.” Ze keek me staalhard aan, zei “sorry,” en liep weg. “Maude? Maude?,” schreeuwde ik vanuit het diepste van mijn zijn.  Maar ze antwoordde niet. Ze was weg! Ze was gewoonweg doorgegaan. Had mij aan mijn lot over gelaten. Ik begon nog harder te huilen, slaakte een oerkreet en probeerde uit alle macht mezelf omhoog te trekken. Tevergeefs. Ik vervloekte mijn dunne armpjes, ik vervloekte die stomme spelcomputer die me alleen maar sterke vingers gaf. Ik vervloekte de turnleerkracht die gelijk kreeg toen hij gezegd had dat sporten mijn leven zou veranderen. Ik vervloekte Maude, die me aan mijn lot overliet. Nogmaals probeerde ik, nogmaals tevergeefs. Ik schreeuwde zo luid ik kon om hulp, maar wist dat er geen ziel in de wijde omgeving te bespeuren viel en het niet baten zou. Even nam ik mijn overlevingskansen in overweging als ik zou los laten. In het beste geval zou ik mijn twee benen breken en kon ik misschien op mijn armen tot aan de openbare weg kruipen. Zoals het er naar uitzag was dat momenteel mijn beste optie, maar het was geen optie waar ik aan wou denken. Opnieuw schreeuwde ik de longen uit mijn lijf en probeerde ik mezelf omhoog te trekken. Niemand hoorde me, en mijn dunne armpjes stelden opnieuw teleur. Het werd steeds moeilijker om mijn eigen gewicht te dragen, en mijn armen begonnen te trillen van uitputting. Zweet vermengde zich met mijn tranen terwijl de zon onverbiddelijk op mijn hoofd scheen. Ik zou het niet lang meer volhouden. Net toen ik dacht los te laten verscheen ineens een silhouet in het licht van de verzengend zon. Het was Maude. Ze was terug gekomen!   “Hier!” Ze smeet een dik jute touw naar me toe, dat ze aan de andere zijde rond een nabije schouwpijp draaide. Ik pakte het touw met één hand vast, terwijl ik met de andere het raamkader stevig vasthield. Als ik er aan terugdenk weet ik nog steeds niet hoe ik dat toen gedaan, of zelfs gedurfd, heb. Ik denk dat mijn overlevingsinstinct wist dat dit mijn enige kans was. Maude plaatste zich met haar rug naar me en draaide het touw stevig rond haar pols. Ze gebruikte de buis als een soort katrol. Dit gaf haar de mogelijkheid om met haar voet kracht te zetten tegen de buis terwijl ze trok. “Ben je klaar?,” riep ze. “Drie, twee, één.” Met alle kracht die ik nog in me had, trok ik me met één hand omhoog, terwijl Maude aan de andere arm trok. Haar katrol systeem werkte wonderwel en ik sloeg er in mijn been op de kader te krijgen en uit het helse gat te kruipen. Voorzichtig en uiterst geconcentreerd kroop uit langsheen de dunne metalen rand over het aansluitende raam naar het dak. Het glas kraakte en de metalen kader piepte bij elke beweging die ik maakte, maar hielden gelukkig stand. Uitgeput en licht euforisch rolde ik op mijn rug op het dak. Het hete asfalt met half versmolten kiezels die in mijn rug prikten voelde heerlijk. Mijn armen gonsden van de pijn. Ik veegde het zweet en de tranen van mijn gezicht en voelde ineens terug de stekende pijn aan mijn zij. De glasscherf. Maude had intussen naast me plaats genomen en tilde mijn t-shirt voorzichtig omhoog. “Ik denk niet dat er glas in zit, maar dit moet dringend verzorgd worden,” zei ze bemoederend. Om zelf de schade op te meten tilde ik al liggend mijn hoofd tot tegen mijn borstkas, maar verloor bijna het bewustzijn bij het aanzicht van de gapende wonde en het vele bloed. Mijn t-shirt was doordrenkt en het bovenste deel van mijn broek hing vol bloed. “Kom, we moeten snel hulp zoeken,” zei Maude. Ze ondersteunde me zo veel als mogelijk en we begaven ons zo snel als ik het toeliet naar onze fietsen. Eenmaal toegekomen hing het bloed tot aan mijn schoenen en voelde ik me licht in het hoofd. Maude zette me neer langs de kant van het grindpad. “Ik kan niet meer, ga snel hulp halen,” stamelde ik. “Wacht,” zei ze, en weer liet ze me achter zonder uitleg. Geen idee hoe lang ze weg bleef, maar het leek een eeuwigheid. Ze kwam trots terug met een lege fles in de hand, die ze prompt kapot sloeg tegen een steen. Met het bovenstuk van de kapot geslagen fles kwam ze dreigend op me af. Dat was de eerste, maar zeker niet de laatste keer, dat ik dacht dat ze écht gek was, en niet alleen prettig gestoord. “We moeten ons verhaal op één lijn krijgen,” zei ze, terwijl ze de fles tegen mijn t-shirt aanwreef. “Wat? Wat bedoel je?” “We moeten hetzelfde zeggen. We kunnen niet zeggen dat we in het fabriek zijn geweest, dan krijgen we een boete of gaan we misschien de gevangenis in. We zeggen dat je gevallen bent met de fiets en op een kapotte fles langs de kant van de weg bent beland, ok?” Intussen had ze de fles en mijn fiets gepositioneerd op een manier die voor haar aannemelijk leek. “Ga nu alsjeblieft iemand halen,” smeekte ik bedwelmd door mijn bloedverlies. “Ok, superheld, hulp komt er aan!,” schreeuwde ze iets te vrolijk voor de situatie en sprong op haar fiets. Iets daarna moet ik het bewustzijn verloren hebben, want het volgende dat ik me herinner is de sirene van de ambulance, en dan gehuil van mijn moeder. Eenmaal dicht genaaid en enigszins bij positieven, vertelde ik het afgesproken verhaal. Maude werd een lokale held die me had weten redden. Ik bleef dezelfde sukkel, die er in geslaagd was te vallen en op de verkeerde plek te landen, gewoon omdat ik een meisje wou volgen. Tot op de dag van vandaag weet ik nog steeds niet of Maude werkelijk hulp ging zoeken, of ze me wou achter laten en haar onderweg bedacht. Misschien kreeg ze wroeging, of zag ze het touw en dacht ze dat dit een betere optie was dan doen alsof ze niets wist van mijn dood. Ik besloot dan en daar om niet langer Maude’s schoothondje te zijn, maar besefte maar al te goed dat zolang haar ogen twinkelden, ik geen schijn van kans maakte. Nu, twintig jaar en minstens evenveel twinkelingen later, zit ik hier, op een bankje, te wachten op mijn uitspraak.

Iljavdb
1 1

De slag

Verslagen staart ze voor zich uit. Daar zit ze dan, te midden van het slagveld, omringd door niets dan verwoesting. “Survival of the fittest,” denkt ze bij haarzelf. Ze probeert zich te focussen en de chaos die haar omringt te negeren. Ze probeert orde te krijgen daar waar het overzicht volledig verloren is. Het lukt niet. Ze is het noorden kwijt. Volledig gedesoriënteerd. Om haarzelf in gang te trekken, stelt ze zichzelf een vraag waarvan ze het antwoord al kent: “Hoe begin ik hier aan?” De bedoeling was om als antwoord over te gaan tot actie, maar in plaats daarvan eist een ander deel van haar hersenen haar aandacht op. Het kleine kamertje dat ze liever gesloten houdt, ergens achteraan in haar hoofd, opent weer ongevraagd haar deur. En opnieuw is er die stem die roept dat ze niet op haar plaats zit. Dat ze moet vluchten, en liefst zo snel als mogelijk. Weg van deze plaats des onheils. Weg van dit helse oord. Dit brengt zoals steeds een nieuwe vraag teweeg: “Waarom doe ik dit?” Het antwoord is er ooit wel geweest, maar is ze kwijt geraakt. Het was zoek en dat was al enige tijd zo. Het leek er ook op dat hoe meer ze het haar afvroeg, hoe minder ze het wist. Het grote waarom van wat ze deed ontging haar volledig. Het enige dat ze nog kon verzinnen was even eenvoudig als ontoereikend: het was haar roeping. En een roeping, die stel je niet in vraag, want daar is geen rationeel antwoord voor. Dat doe je, tegen wil en dank. Dus voerde ze maar uit wat ze moest doen, ook al was ze er van overtuigd dat ze het niet meer goed deed. Daar had ze dan weer geen twijfels over. Alles wat ze had geprobeerd te realiseren, was geëindigd in falen. Ze wou gewoon gelukkig zijn, maar wat voor reden had haar bestaan als ze geen voldoening meer haalde uit wat ze altijd dacht dat haar roeping was? Wat als je doel bereikt is, en het blijkt niet je passie te zijn? Niet alleen voelde ze zich inadequaat, ze verlangde ook naar meer. Naar anders. Dit kon het niet zijn. Ze had de finish zeker en vast nog niet bereikt. Maar ze kon niet meer. Ze was op. Alles rondom haar vrat alleen maar energie, zonder ooit iets terug te geven. Zij was van geen belang en niemand luisterde naar haar. Haar woorden werden steeds overstemd door het vreselijke gekrijs dat haar omsingelde elke dag opnieuw. Haar leven was niet meer dan een herhaling geworden. Een eindeloze lus bestaande uit negatieve emoties: pijn, ongenoegen en frustratie. Ze wouden allemaal haar aandacht, en nooit kreeg ze ook maar iets terug. Ze moest alsmaar geven, en niet één keer kreeg ze een “dank u” in de plaats. Alsof haar liefde gratuit is. Alsof het haar niets kost om dag in dag uit klaar te staan voor iedereen. Abrupt wordt ze uit haar gedachtestroom getrokken door een stekende pijn in haar borst. Ze kan ineens moeilijk ademen. Dat wat vanzelfsprekend was, wordt plots heel moeilijk. Gelukkig heeft ze hier ervaring mee en kan ze zichzelf kalmeren alvorens nog engere gedachten de overhand nemen. Ze sluit haar ogen en beheerst haar ademhaling. De pijn in haar borstkas ebt langzaam weg. Daar zit ze dan. Te midden van het slagveld, terwijl de vijand slaapt. Althans, dat denkt ze. Plots hoort ze iets achter haar. Schichtig draait ze 180 graden rond haar as, maar haar angstgevoel wordt al gauw getemperd. Het was Emiel maar. Ze kruipt moeizaam recht en plaatst haar twee handen in haar zij. “Wel, wat doe jij hier?,” vraagt ze autoritair. Zonder te antwoorden waggelt hij schoorvoetend naar haar, maar op nog geen halve meter verliest hij zijn fragiele evenwicht. Net op tijd kan ze hem opvangen. Ze vraagt zich af wat hij nodig heeft - ze hebben altijd iets nodig van haar. Terwijl ze hem ondersteunt vraagt ze opnieuw, nu enigszins geërgerd: “Wel, wat doe je hier?” Maar opnieuw antwoordt Emiel niet. Dit maakt haar vreselijk kwaad, woedend zelfs. Ze haat het om genegeerd te worden, maar ze weet dat ze kalm moet blijven. Ze moet altijd kalm blijven - dat is wat van haar wordt verwacht. Net voor ze haar vraag een derde maal kan stellen, reikt Emiel haar als bij wijze van antwoord een papiertje aan. Het papier is opgevouwen tot een soort enveloppe en ziet er uit alsof het een oorlog heeft mee gemaakt. Ze weet niet wat ze er van moet denken, en opent voorzichtig de enveloppe. Het is amper leesbaar, en vreselijk slecht geschreven, maar op dat bewuste blad staan de woorden die haar herinneren waarom ze dagdagelijks doet wat ze doet. Waarom ze elke dag de hel doorstaat, en waarom dit leven haar roeping is. Ze weet het weer, en ze kan er weer een dag tegen aan. En dat allemaal met 5 eenvoudige woorden: “Juf, ik hou van jou.”    

Iljavdb
8 1

Het prinsesje met de zonnebril (GEZOCHT: ILLUSTRATOR)

1.        Er was eens een prinsesje genaamd Roos, waar elk spiegeltje aan de wand voor koos.   Op de vraag ‘wie is er de mooiste van het land?’ was er nooit enige discussie aan de hand.   Hierover bestond een algemeen akkoord: zíj was de enige in haar soort.   2.        Nu moet je jezelf afvragen ‘wat is het dat telt?’, het is niet alleen wat je ziet waardoor je hartje versnelt.   Haar rijkdom was enorm, en haar macht was groot, maar zo het er naar uitzag, zou ze alleen zijn tot haar dood.   Haar enige vriend was de eenzaamheid, want iedereen werd verblind door haar schoonheid.   3.        Vele edelmannen gingen naar haar kasteel hoog op een rots, kwamen aan met grote ijdel, maar vertrokken zonder trots.   Ze werd bezocht door knappe prinsen uit verre landen, maar allemaal stonden ze voor haar met hun mond vol tanden.   Waar was toch die prins op een wit paard, die haar schoonheid evenaart?   4.        Voor een normaal bestaan zou ze alles geven, op deze manier kon ze niet langer leven.   Ten einde raad schreeuwde ze luid, de volgende onheilspellend woorden uit:   “Ik wil zo graag mijn schoonheid kwijt, het is nu al zó lang dat ik er onder lijd.”   5.        Een slechte heks had haar smeekbede gehoord, sloop het kasteel binnen en nam het woord:   “Lief meisje, ik zal je mijn gelaat geven, maar in ruil moet jij wel 10 jaar zonder spraak leven.”   Diep bedroefd door een vriendeloos bestaan, besloot het prinsesje op het voorstel in te gaan.   6.        Als bij toverslag veranderde ze in een lelijk vrouwmens, ze keek in de spiegel en had meteen spijt van haar wens.   Het duurde niet lang voor de heks weer verdween, maar eerst zei ze nog iets heel gemeen:   “Nu ben jij lelijk en ik prachtig, jouw uiterlijk maakt mij almachtig.”   7.        Net te laat kwamen de bewakers binnen gerend, en in de troonzaal troffen ze enkel iemand onbekend.   Ze herkenden Roosje helemaal niet, al wat ze zagen was een lelijke griet.   En omdat ze geen klank meer kon uitten, lag Roosje al snel met haar klikken en klakken buiten.   8.        Eerst wist ze met haar schoonheid en geld geen blijf, nu had Roosje alleen nog de kleren aan haar lijf.   Nog steeds alleen, maar nu ook stom en met een misvormd gelaat, moest Roosje zien te overleven op straat.   Elke dag moest ze bedelen om rond te komen, van haar vroegere bestaan kon ze alleen nog maar dromen.   9.        Iedereen die haar passeerde keek op haar neer, met uitzondering van één vriendelijke jongeheer.   Er was enkel medelijden in het begin, maar al snel werd het lelijke eendje zijn vriendin.   Het was een vriendschap die niemand had kunnen voorspellen, probeer maar eens iets zonder klank te vertellen.   10.    Gelukkig was het zo, dat na verloop van vele jaren, de twee vrienden leerden spreken met gebaren.   Een taaltje waar niemand anders iets van verstond, met gebruik van handen en zonder mond.   Over haar afkomst heeft ze echter nooit iets gezegd, zo was de vriendschap zeker oprecht.   11.    Week na week groeiden ze naar elkaar, tot de dag na het tiende jaar.   Roosje zou eindelijk met hem kunnen spreken, spijtig genoeg had het lot het anders bekeken.   Haar enthousiasme sloeg al snel om in verdriet, want net die dag verscheen de jongeman niet.   12.    Dat de jongeman werkelijk een prins was hield hij liever geheim, omdat hij anders niet bij iedereen zichzelf kon zijn.   Hij was opgeroepen ten strijde de voorgaande nacht, omdat zijn koninkrijk was aangevallen door een duistere macht.   En als prins heb je nu eenmaal de verantwoordelijkheid, om je leger te leiden in de strijd.   13.    De aanvaller was een kwaadaardige heks met een leger almachtig, niet alleen was ze heel mooi, maar ook heel krachtig.   Ze verblindde haar tegenstanders met haar schoonheid, gepaard met haar tovenarij won ze zo elke strijd.   Ze trok door het land en wou alleenheerschappij, iedereen had schrik en was de wanhoop nabij.   14.    Maar in dit verhaal is er ook een goede tovenaar, uiteraard met een lange baard en spierwit haar.   De prins liet zich betoveren om haar schoonheid te weerstaan, zo kon hij na al die jaren oorlog de heks toch neerslaan.   Door die slag werd niet alleen de boosaardige heks geveld, hierdoor werd ook aan al haar betoveringen een einde gesteld.   15.    Daardoor was het mooie prinsesje teruggekeerd, maar Roosje had haar lesje nu wel geleerd.   Vanaf nu droeg ze steeds een zonnebril, ook al was het buiten koud en kil.   Zo zorgde ze er voor dat iedereen haar kon aankijken, zonder voor haar pracht te bezwijken.   16.    Na de strijd keerde de moedige prins zo spoedig als mogelijk terug, op zoek naar het meisje dat leefde onder de brug.   De prins zocht overal en klopte op alle deuren, maar het meisje was nergens meer te bespeuren.   Radeloos besloot hij naar het kasteel te gaan, misschien wist daar wel iemand van haar bestaan.   17.    Zoals zovele prinsen hem voor gingen, mocht ook hij als adel de troonzaal binnen.   Hij herkende echter niet zijn vriendin de bedelares, want ze had nu terug het gelaat van een wondermooie prinses.   Gelukkig kon ze meteen alles verklaren, met slechts het gebruik van enkele gebaren.   18.    Op enkele seconden stond de prins heel dicht, en nam de zonnebril van haar gezicht.   Niet meer verhuld stond ons prinsesje daar, en toch kon de prins kijken naar haar.   Nog steeds betoverd kon hij haar aanschouwen, ook al was ze veel mooier dan andere vrouwen.   19.    Daardoor verloor de prins volledig het noorden, en nu kwam híj niet meer uit zijn woorden.   Hij deed  toen plots een eigenaardig gebaar, En iedereen in de troonzaal keek verbaasd naar elkaar.   Maar het prinsesje wist wat hij zei door zijn handen samen te vouwen: ‘Ik hou van jou, wil je met me trouwen?’     => Samenwerking met illustrator gezocht: iljavandenbergh@gmail.com

Iljavdb
33 2