Als we het stil maken. Als we het heel stil maken. Dan horen we het ruisen van de zee in het bos. En als we kijken. Als we heel goed kijken, tussen kreupelhout en mos, dan vinden we zeeslakken en bosanemonen, want ooit was het land en de zee één.
Tot het land en niemand weet waarom en niemand weet hoe, tot het land met de borst vooruit uit de zee oprees. Met alles keek hij ver en hoog voor zich uit.
En alles werd stil.
De wind zwierf met grote dorst over de kale vlakte. En het land zuchtte bij het breken van de golven in zijn hart. Maar de zee kon hij niet meer vinden.
Als we het stil maken. Als we het heel stil maken, dan horen het ruisen van de zee in het bos.
En toen, en niemand weet waarom, en niemand weet hoe, en toen groeide er bomen op het land. En de wind zag het land, ruiste en tuimelde wild door de kruinen, plooide het zware hout en vond een weg naar zijn hart.
Als we het nu stil maken. Als we het heel stil maken, dan horen het ruisen van de zee in het bos.