Meerdere keren per dag. Dan verkeer ik in verwarring.
Of ik zomaar van je houden mag. Ik durf daarbij niet na te denken.
Neem dat ‘je’ ook niet te eng. Ik spreek wel vaker tot mijn hondjes of een sterrenbeeld.
De vinkenslag, dat net waarmee getjilp gevangen wordt, het ligt daar maar. Het is danig in zichzelf verstrikt geraakt. De naakte zeemeerminnen mogen zomaar zwemmen, vrij voorbij de val.
Als ik daar lig. Goed opgesloten ben ik vindbaar, denkt een eenzame gedachte die zich spoorloos achtte. In de cel van gisteren zit morgen niet te wachten. Grijp me dan als je kan, zo schreeuwt de liefde die zich als een sperwer heeft vermomd.
Hier in de grond, onder een groene laag van gras dat ongemaaid zo mooi is als een plant kan zijn, daar leeft verlegenheid, een ziel die langzaam stierf aan overvloed.
Waaraan? Dat vragen domme wezens. Zij die zich laven aan vermeend geluk terwijl onder de brug een vuilbak slaapt vol weggegooide kansen.
Had ik je maar gezoend. Direct. Waarom heb ik gewacht? Je lippen wisten zo veel beter dat ik ze bekoren kan. Ik ben de bron van een blinde rivier die stroomt door niemendal. Doch op papier, durf ik wel iets beweren.
Grijp me dan. Meerdere keren. Elke dag. Lekker bij de nek. Ik ben een haan die kraait omdat de kerk te laat is met zijn lied. De klokken klinken echter holler dan ze zijn.
Mijn lieveling, had ik je maar omarmd. Die warme avond dacht dat het eenvoudiger zou zijn wanneer de horizon zich langzaam plooide naar de ondergang.
Er is dat sterrenbeeld dat zich belangrijk vindt, betekenis kan geven aan mijn sombere bestaan. Mijn jongste dochter. Zij die alles aanvoelt als het over mijn banale ego gaat, zij schreef ooit op mijn linkerwang : 'De maan is een kromme banaan.'
Rust breng dat. De vrede is jaloers wanneer ik denk aan zonneschijn, aan gele borden die een omleiding verbergen richting beterschap.
Had ik je maar gezoend. Soms spreek ik tot de vlinder die in beide vleugels kleuren, zo veel onschuld draagt. Mijn hondje denkt dat ik veel onzin fluister.
In deze duisternis, mijn schat, daar is het niet makkelijk een kakkerlak te onderscheiden van een spin die dromen weeft rondom het laatste beetje licht.
Het is die valavond, dat kreupel restje moed, dat mij in leven houdt. Het wil gewoon dat ik wat schrijf over mezelf, over de vliezen voor hetgeen verdronken leek en toch blijft voortbestaan.
uit de reeks 'Waanhoop'